dinsdag 20 januari 2009

Met een pen op echt papier

Ze zijn altijd een beetje afwezig in het Athenaeum Nieuwscentrum. Hoeveel je ook koopt en hoe duur alles er ook is, ze noemen het bedrag dat je hen verschuldigd bent, stoppen je blaadjes in een tas, en dat is het dan. De klanten blijven toch komen. Die zijn er om hun literaire stash bij te vullen, klaar. Na aankoop haasten ze zich de winkel uit om hun aanwinsten te canoniseren en te consumeren - zonder getuigen, zonder gedoe.

Ik vroeg waar De Revisor lag. Het was een bijzonder moment; ik hoopte op enige sympathie. Maar de man zei alleen: 'Daar.' Hij wees naar een boekje op de trap, in US Letter-formaat. Op de cover stond een duffe foto van een besneeuwd duinlandschap. Tja.

Toen vroeg ik waar ik Tirade kon vinden. De man onderdrukte een zucht en trok bijna blindelings een bruin-zwart blaadje uit de rij terminale tijdschriften. Het papier van Tirade was spierwit; ik verlangde al om aan de pagina's te ruiken. Plechtig legde ik het bovenaan mijn stapeltje. Kom maar, dacht ik, kom maar, liefje.

Bunker Hill, Hollands Maandblad en De Gids had ik al gevonden. Dat eerste blaadje is eigenlijk al overleden, maar ik was in een nostalgische bui. Hollands Maandblad koop ik af en toe; vooral om te kunnen smullen van de inleiding door Bastiaan Bommeljé.

De Gids heb ik ooit één keer aangeschaft, toen de redactie een verhalenwedstrijd hield. Het thema was "De Eerste Keer" en ik dacht dat ik kon schrijven. Moeizaam componeerde ik drie verhalen ("Zo'n Teder Kind", "Hamam" en "Het Project"), liet die lezen aan mijn vader, en werd categorisch en keihard afgekraakt. Hij constateerde dat mijn pen sentimenteel was. Daarin had hij volledig gelijk, maar ik wilde dat niet weten. Mijn koppige ik stuurde de verhalen op, waardoor mijn naam nu ongetwijfeld op een zwarte lijst prijkt. "Niet lezen; verbranden".

Dat was toen; nu was alles anders.

Ik rekende af. Vierenveertig euro lichter stapte ik onder de rood-witte luifel vandaan, de vieze maandagochtendregen in. De tram kwam maar niet; ik werd steeds kouder. Maar ik was blij, zo ongelooflijk blij - ik was op weg naar Thomas van De Bezige Bij.

'Thomas', zei ik toen hij om 12 uur aanschoof, 'gistermiddag is er iets gebeurd.'
Thomas keek me aan en zweeg. Soms denk ik: leek ik maar een beetje meer op Thomas. Tenzij Thomas iets te zeggen heeft, zwijgt hij.
'Ik had een ideetje voor een verhaal', ging ik verder, 'en toen ben ik gaan schrijven. Met een pen. Op echt papier.'
'Zo', zei Thomas. 'Dat is nogal wat.'
Hij snapte het, hij snápte het!
'Ja, en toen ik klaar was, had ik overal spierpijn! En ik moest vreselijk plassen. Ik had twee volle uren zitten schrijven!'
'Zo', zei Thomas weer.
Ik besefte dat ik klonk als een klein kind. Dat overkomt me wel vaker.
'Ik bedoel: het is goéd! Denk ik. Het heet Mag056 en het speelt zich af in Vlaanderen.'
Thomas nam het verhaal in handen en begon zowaar te stralen.
'Mag ik het lezen?' vroeg hij.
Ik trok het verhaal uit zijn hebberige handen. Nee nee, zei ik, het was nog niet af.

Enfin, het punt is: wat mij eerst beangstigde (2.500 woorden in twee uur versus 9.000 woorden in anderhalve maand - hmm), blijkt helemaal niet zo erg te zijn. Meer nog: tussendoor verhalen schrijven is goed! Volgens Thomas (en volgens Paul Sebes in Bestseller) is het publiceren ervan in literaire tijdschriften zeer aan te raden. Goede reclame, en wat dies meer zij.

Thomas bladerde in de door hem aangeraden tijdschriften. Tirade moet ik hebben - Tirade! Maar de rest mag ook. Ahum, we doen ons best.

'Emily', zei Thomas voordat hij het oergezellige Small Talk verliet, 'je begint zomaar, op een doodgewone zondagmiddag, aan een verhaal, als bij toeval... Begrijp ik het nou goed? Word je nou een echte schrijver?'

Nou, wie weet.

Nee, dat is niet wat ik voel.

Ja, ja, JA!!!

Geen opmerkingen: