maandag 29 december 2008

Vondst 08

0 stok(ken) achter de deur

Het zijn laffe tijden voor de schrijverij. Vandaag ben ik weer aan het werk, na vijf dagen respectievelijk kerstvieren (België), bijkomen (België), kerstvieren (Nederland), strandwandelen (Nederland) en ijsschaatsen (Nederland). Ik heb nog nooit zulke fijne feestdagen mogen meemaken, heus, maar nu eist de onproductiviteit zijn tol: ik ploeter. Schaven aan het reeds geschrevene wil nog lukken. Maar het hoofdstuk afmaken, poeh, dat gaat echt moeizame letter per moeizame letter.

Gelukkig is er dé vondst van 2008. Het was donderdagmiddag, eerste kerstdag. Soezerig reden we terug naar huis, af en toe opgeschrikt door een flinke boer à la rosbief. ‘Oh là là’, zuchtten we dan gelaten, ‘oh là là...’

Ergens bij Breda hielden we halt voor een pitsstop. Terwijl manlief zijn door techniek voorgesprongen automobiel voltankte, glipte ik de overbelichte shop binnen. Ik weet niet waarom ik binnenging; ik had niets nodig.

En daar, tussen de duffe pornoblaadjes en de nieuwsloze kranten in, dáár trof ik aan wat mij nu, in deze laffe tijden, sterkt: Boek 08.

Boek wat? Ik had er ook nog nooit van gehoord. Boek 08 (dat meer op een tijdschrift lijkt, maar goed) is het literaire jaarboek van het Vlaamse weekblad Knack. Aan een antiek Knack-artikel te zien, bestaat het al een jaar of drie. Boek 08 is een staaltje literatuur in een intellectueel jasje, van het type dat in Amsterdam alleen wordt ingevlogen door de ruimdenkenden van het Atheneum Nieuwscentrum. Maar bij Breda hoef je dus gewoon langs de Shell, of weet ik veel welke oliehut het was.

Hoewel een volledig rek al twee maanden in beslag werd genomen door Boek 08, keek het kassameisje ernaar alsof ze de bundel voor het eerst zag. Dat bleek ook zo te zijn. ‘Ik heb dit nog geen enkele keer verkocht’, zei ze verontschuldigend, en ze tikte het ISSN-nummer handmatig in. ‘Nul… zeven… zeven… twee… drie… twee… één… nul’, hoorde ik haar door het dikke glas heen mompelen. ‘Diversen… Vijf euro alsjeblieft.’

Eenmaal terug in de auto doorbladerde ik mijn nieuwe aanwinst met het enthousiasme van toen ik als zesjarige op vrijdag verlekkerd de geur van de wekelijkse Zonnekind opsnoof. Teleurgesteld werd ik allerminst: Boek 08 (onvindbaar op internet) is geweldig! Nederlandse auteurs praten over de Vlaamse canon, Hugo Claus wordt herdacht, Philip Norman vertelt over John Lennon, en het schijnt dat er nog steeds Vlaamse auteurs zijn die in het Frans schrijven.

Waarom Boek 08 mij sterkt? Die eer valt te beurt aan ‘De Bewaker’, een roman die in het voorjaar van 2009 verschijnt en waarvan een voorpublicatie in Boek 08 werd afgedrukt. De auteur is ene Peter Terrin, volgens Knack een ‘blogger’ en een ‘schrijver’. Dat is ook echt zo: hij blogt (niet toevallig op Knack.be) en hij schrijft (‘Peter Terrin werd meermaals geprezen als literair buitenbeentje’). Een kerel om u tegen te zeggen dus, die Terrin.

Maar weet u nou waarom deze voorpublicatie mij sterkt? Omdat ik er helemaal niets aan vind. Het onderwerp staat me tegen, de stijl staat me tegen, alles staat me tegen.

Eerst dacht ik nog dat het zo hoorde, dat het paste bij de nogal geschifte ik-persoon, die er misschien voor zorgde dat Terrin zinnen neerpende als: ‘Ik ruik zijn onrust. De geur van walnoot, jonge walnoot die pas uit de boom is gevallen, met een keiharde, vochtige schelp.’ Of een simpeler voorbeeld: ‘Ik vermoed dat ik vlug zal inslapen.’ Tja.

Maar helaas, hoe vergevingsgezind ik met momenten ook kan zijn, het ligt niet de ik-persoon. Het ligt aan Terrin zelf. Het bewijs levert hij op zijn weblog: ‘Voor de man het portier opent en in de hete wagen stapt, snuift hij de lucht op, sluit zijn ogen. Vannacht zal zijn hart weer traag zijn borst schudden.’ En: ‘Als ik er goed over nadenk, moet ik besluiten dat ik me sedert 1982 niet meer heb verveeld.’

Wel, als ík er goed over nadenk, moet ik besluiten dat ik dit ook kan. Nee, ik moet besluiten dat ik dit béter kan. En dat sterkt mij. In deze laffe tijden.
Meer, méér...

donderdag 18 december 2008

This title is written in English

0 stok(ken) achter de deur

Zoals vanouds ging de wekker vandaag veel te vroeg. ‘Ooorghhh’, kermde ik, ‘ik heb diep geslápen…’ De man met wie ik mijn bed gaarne deel, ketste terug: ‘En je hebt heel veel gedroomd, ja.’ Het klonk een beetje bozig. Ik schijn soms luidop te praten; daar houden bedgenoten doorgaans niet van. Ik daarentegen word vrolijk van elke praatmelding, en vraag dan altijd opgewekt: ‘O ja? In welke taal?’ ‘In het Nederlands’, mompelde hij. En met Nederlands bedoelt hij Hollands – anders zegt hij gegarandeerd: ‘In ‘t Vlaams.’

Ik droom dus in het Hollands. Dat verbaast me niet meer: in Oxford droomde ik in het Engels, à Paris was het Frans, nel bel paese Italiaans. Als ik op vakantie ben met mijn moeder, die dan ab-so-lu-ment in het Frans wil converseren, droom ik en français (zo vertelt zij mij ‘s anderendaags met trots in haar stem).

Waarom ik deze bedgeheimen met u deel? Omdat ze mij deden denken aan JP. Diens internationale leventje zorgt ervoor dat hij continu andere talen om zich heen hoort. Zo gaat dat immers in het hippe kunstwereldje. En omdat het boek is geschreven vanuit zijn perspectief, wil ik niet aan de talen tornen. Doet hij immers ook niet, in zijn hoofd.

Sowieso heb ik een grondige hekel aan romans met zinnen die in het Engels beginnen om vervolgens af te zakken naar het Nederlands. Zo van: ‘Sure, I can fix that for you. Bel mij zondag even.’ Alsof de uitgever bang is dat zijn domme lezertjes geen idéé zullen hebben wat ‘give me a call me on Sunday’ betekent. Ik ga daarvan steigeren, echt waar. Blijf van de taal af, denk ik dan.

Dus ik waarschuw u: in mijn roman wemelt het van de vreemde talen. Mijns inziens kan dat makkelijk. JP spreekt goed Engels, maar verder niets. Dus als één of andere ober het menu in het Italiaans gaat opdreunen, dan snapt JP daar even weinig van als de lezer. (En als die lezer dat toevallig wel snapt, nou, boft hij even!) Een voorproefje:

‘I amma so gratefulla’, klonk het weer.
I amma colda anda hungrya, dacht hij, anda I wanta alcohol. Op dat moment brak het applaus los en snelden knipschaarobers met flessen wijn naar voren. Eindelijk, dacht hij, nu zijn we sapdrinkenderwijs goed bezig.
Ze werden geacht, zo leidde hij af uit de gebaren van hun ober, elk gerecht te besprenkelen met vers truffelschaafsel. Kinderlijke vervoering alom; iedereen greep naar het plastic zakje dat klaar lag op het bord. Het aardappelmesje werd eraf gerukt; uit elk zakje kwam een prachtige witte truffel tevoorschijn, groot als een stuiterbal. Knisperknasperknuistje, wat vind ik in mijn vuistje?
‘L’antipasto sarà un carpaccio di Angus irlandese e tartufo’, dreunde de ober op. ‘Poi serviamo un risotto con burro e parmigiano… e tartufo.’ Hij glimlachte om zijn eigen theatrale pauze; het oude besje riep dat ze het originalissimo vond. ‘Poi: un rondò al rosso d’uovo… e tartufo!’
De ober maakte een buiginkje; het besje klapte. Zijn jasje viel op de grond. Toen hij bukte om het op te rapen, miste hij de voorspelling van het toetje. Hopelijk geen truffel; hij was er nu al klaar mee.


Wat boeit het dat u niet weet wat een rondò is? Ik weet het ook niet, en JP zeker niet. Dat is juist zo typisch aan reizen: je weet de helft van de tijd niet wat je ergens van moet denken. Schrijfgidsen hebben het toch altijd over ‘couleur locale’? Waarom dit soort bonte kleuren in romans steevast wordt weggegumd, ontgaat mij volledig.

Misschien heeft het te maken met vroeger, toen nog weinig mensen een tweede taal spraken. Maar nu zijn we niet vroeger, nu zijn we nú. Dus bij deze: fasten your seatbelts, it’s going to be a bumpy read! Meer, méér...

dinsdag 16 december 2008

Spiegelschuld

0 stok(ken) achter de deur

Gisteren lag ik op de bank, geveld door een buikgriepje. Ik was niet ziek genoeg om niets te doen, maar absoluut niet gezond genoeg om iets te doen. Als je op een loonlijst staat, ga je in dit geval:

(i) naar je werk, en weer vroeg naar huis;
(ii) niet naar je werk, want je meldt je ziek.

Maar ik hoef momenteel aan niemand verantwoording af te geven, dus werd het als vanzelf een dagje dutten, bankhangen, NET 5 kijken en de Vrij Nederland lezen. In mijn hoofd had ik zelfs een bezorgd moederfiguurtje rondlopen dat bij tijd en wijle hete kippenbouillon en/of citroendrankjes langsbracht. En kusjes, heel veel kusjes. Klinkt goed, nietwaar?

Nou, behalve het steengoede VN-kerstnummer was het ronduit kut. Vrijdagmiddag kreeg ik namelijk van mijn bezig bijtje te horen dat mijn ‘eerste worp’ zeer overtuigend en beloftevol is, maar dat ik het tempo wat moet opdrijven (vijfduizend woorden na een week of vier, da’s echt veel te weinig – zei hij niet, zeg ik). Een fijn vonnis, vond ik zelf – ik stond te juichen.

Toen kwam zaterdag. We haalden onze kerstboom in huis en raakten lichtelijk beneveld op de dertigste verjaardag van onze zeer dierbare vriend Skippy.

Toen kwam zondag. In de gloed van de kerslampjes keken we, lichtelijk bekaterd, naar Thank You for Smoking.

En toen dan eindelijk maandag was gearriveerd en ik mijn vijfduizend woorden op elkander verliefd wilde doen worden opdat ze heel veel kindjes zouden krijgen, werd ik ziek.

Ik zag mezelf liggen op die bank van mij: een hoopje mens dat dácht aan schrijven maar niet schrééf. Dat echt bíjna zou kunnen schrijven, maar dat nét niet aan kon omdat een merkwaardige krampennevel over haar brein en buik hing.

Schuldig voelde ik me. Vroeger kon ik me schuldig voelen naar mijn baas toe, nog vroeger voelde ik me schuldig naar mijn leraren toe. Nu voel ik me schuldig naar mezelf toe. Naar mijn spiegelbeeld. Het is een rare gewaarwording, zo’n spiegelschuld.
Meer, méér...

donderdag 11 december 2008

De buldog van Bulgari

2 stok(ken) achter de deur

Ik heb een nare mededeling voor u, lieve lezer. Het Bulgari-gezeik heeft - zeer helaas - de nacht overleefd. Gisteren, iets voor lunchtijd, begon het met de volgende mail van Abc Dfg, de External Relations Officer van de Bulgari Spa:

Van: Abc Dfg
Verzonden: woensdag 10 december 2008 11:51
Aan: Emily Gordts
Onderwerp: FW: [Fwd: [Fwd: Spa at the Bulgari Hotel, Milan]]

Dear Mrs Gordts,

your e-mail has been re-directed to me by Uvw Xyz, the Spa Manager at the Bulgari Hotel Milan.

First of all we would like to thank you for choosing the Bulgari Hotel during your stay in Milan and for your interest in our Spa as setting of your novel. Please be informed that in order to assist you on your inquiry we would need to receive some general information on the novel plot and possibly the text referring to the Spa at the Bulgari Hotel sothat we can check that all the reported information on the Spa are correct and in line with our image. In order to better support you to this extent we would like to liaise you with one of our local PR. Can you please advise where you are based sothat we can put you in contact with one of our local press offices.

Thanking you in advance for your cooperation, we send you our kindest regards
Abc

Wanhopende dat mevrouwtje Dfg al snel genoeg van me krijgt, stuur ik per ommegaande het volgende terug...

From: Emily Gordts
Sent: mercoledì 10 dicembre 2008 11.58
To: Abc Dfg
Subject: Re: [Fwd: [Fwd: Spa at the Bulgari Hotel, Milan]]

Dear Abc,

I already received a lengthy reply! Thank you all the same.

Yours,
Emily

Maar dan ken ik Abc nog niet!!! Nee, Abc is een pitbull, die bovendien een héél belangrijk merk vertegenwoordigt, met PR-agences all over the fucking world! Dat ik dat maar eventjes weet.

Van: Abc Dfg
Verzonden: donderdag 11 december 2008 12:51
Aan: Emily Gordts
Onderwerp: RE: [Fwd: [Fwd: Spa at the Bulgari Hotel, Milan]]

Dear Emily,

Thanks for your e-mail. Would it be possible to receive your full contact details or Country where you are located sothat I can put you in touch with one of our local PR. Thanks again

Kind regards
Abc

Laten we zeggen dat mijn irritatiegrens op dit punt danig overschreden wordt, temeer omdat ik juist geniet van een heuse flow. Goed, ik hoef niet meteen te antwoorden; het vrouwtje heeft alleen mijn mailadres, en niets anders.

Echter, dit mens knaagt aan mijn gemoedsrust, en dat kan gewoon niet. Wie recht heeft om aan mijn gemoedsrust te knagen (ouders, vrienden, leraren Latijn), ok, maar wie dat recht niet heeft, moet er met zijn al dan niet A-merkerige poten van afblijven! Ik wil dus met spoed van deze External Relations Officer af, en niet in het minst omdat ik nooit heb gevraagd een External Relation te worden.

From: Emily Gordts
Sent: giovedì 11 dicembre 2008 13.11
To: Abc Dfg
Subject: RE: [Fwd: [Fwd: Spa at the Bulgari Hotel, Milan]]

Dear Abc,

That is no longer necessary, but thank you so much for the offer!

Yours,
Emily

Hel, hel! De buldog van Bulgari laat niet los: precies drie kwartier later krijg ik wéér een reactie. (Nu ik dit zo opschrijf, heb ik ontzettend veel zin om haar met foto en al op deze website pleuren, maar ik ben GeenStijl niet.)

Van: Abc Dfg
Verzonden: donderdag 11 december 2008 14:57
Aan: Emily Gordts
Onderwerp: RE: [Fwd: [Fwd: Spa at the Bulgari Hotel, Milan]]


Dear Emily,

sorry if I am writing again, however due to an internal misunderstanding your e-mail which was sent to the Bulgari Hotel Spa reached Bulgari press office only yesterday and we soon contacted you.

Please be informed that according to our policy we should always be informed about the use of our brand name and information, so if you do not mind I would like to ask to you again some information on the plot of the novel in particular in connection with the Spa of the Bulgari Hotel Milan.

Again, sorry for any inconvenience, if you wish, we can also talk over the phone, I would only take a few minutes. Thanks in advance for your understanding

Kind regards
Abc

Waaaaaaaaaaaaaaaah!!!!

Van: Emily Gordts
Verzonden: donderdag 11 december 2008 15:21
Aan: Abc Dfg
Onderwerp: RE: [Fwd: [Fwd: Spa at the Bulgari Hotel, Milan]]

Dear Abc,

You really have nothing to worry about, and may I please kindly remind you that if I had not contacted the architects about the details of the spa, you would never have known about my forthcoming novel.

Please rest assured that nothing possibly happens in the Spa which could not be in line with the image of the hotel. It's a novel about an art consultant and only half a chapter is set in the Spa. He sees the beauty of it, enjoys a massage, ponders about how lucky he is to be there, and goes on with his life.

I do hope this will do!

Yours,
Emily

B*TCH.
Meer, méér...

woensdag 10 december 2008

Fwd: Fwd: Fwd: Fwd: PR ALARM

1 stok(ken) achter de deur

JP verblijft momenteel in de Bulgari, Milaan. Hij heeft geluk, die Puts. Een nachtje in ‘an unexpected oasis of exclusive tranquillity immersed in the frenzy of the city centre’ kost zeker 600 euro per nacht.

Maar dan heb je ook wat. Bijvoorbeeld - ik noem maar wat - een zwembad waarvan elk glazen traptegeltje een velletje 18-karaats goud herbergt. De vloer en bankjes van de uit groen glas opgetrokken hamam zijn van crèmekleurig marmer uit Afyon en de rest van de spa heeft een vloer en muren gehakt uit Vicenza Stone.

Dat wist ik natuurlijk niet toen ik zelf eventjes in de spa van de Bulgari mocht vertoeven. Ik zag de mozaïekjes dan wel schitteren, ik mocht de vloer dan echt wel waarderen, maar ja, verder dan deze observaties kwam ik niet.

Dat kon romannerwijs een stuk beter. JP’s baas – de intellectueel Olivier de Beaufort – weet dit soort dingen écht wel. Zo is mijn bolleboos gewoon, daar kan ik verder weinig aan doen.

Dus mailde ik braafjes met de bedenkers van dit staaltje perfectie: Antonio Citterio en de zijnen. Zij ontworpen ook dromen voor onder anderen Ermenegildo Zegna, De Beers, Valentino en Stefanel. Could you please be so kind, schreef ik, to tell me… enzovoort.

Dezelfde dag nog kreeg ik een verrukt antwoord van een man die ik voor de goede orde Paolo noem. Aan de Fwd: Fwd: Fwd: Fwd: bovenaan de mail te zien, was mijn vraag de headquarters rondgegaan. Aan de Cc: maal twee kreeg het antwoord bovendien een lading van formaat. Ik vreesde al voor gezeik.

Maar nee: Paolo was geweldig. Hij voorzag me prompt van alle informatie, én hij was looking forward to reading my novel. Goed, hij vroeg voorzichtig of ik niet toevallig een ‘murder novel’ aan het schrijven was (‘This hotel is like a home for us, part of our life… They are good friends…’) maar verder liet hij mijn mijn gang. Waarom ook niet. All the best!

Helaas, tien dagen later is het minder best. Ik kreeg zonet een mail van de External Relations Officer van de Bulgari Spa. Ook weer Fwd: Fwd: tot in het oneindige, gevolgd door een koele ‘Dear Mrs Gordts’. Wat volgde was een duidelijk gevalletje fluister-iets-door-tot-de-inhoud-vervormt. ‘We would like to thank you for choosing the Bulgari Hotel during your stay in Milan’. (Eh, I wish!) En: ‘Thank you for your interest in our Spa as setting of your novel.’ (Eh, nou ja, een hoofdstukje lang ofzo.)

Na de misplaatste dankwoorden kwamen de eisen. Of ik even het plot even kon doorsturen? En waar woon ik precies? Want ze moeten mij ‘liaisen’ met mijn lokale PR-agent (stond er echt), ‘in order to assist you on your inquiry’. De tekst zouden ze ook graag lezen, ‘so that we can check that all the reported information on the Spa is correct and in line with our image’. In line with our image?!

Ik heb maar gelijk een kort antwoord gemaild. Dat het allemaal al in orde is. En bedankt.

Hopelijk is daarmee de kous af. Jezus, een mens zou er bijna fictie van gaan schrijven!
Meer, méér...

maandag 8 december 2008

Subsidie 2.0

4 stok(ken) achter de deur

Tussen de soep en de patatten door leerde ik gisteren dat Tchaikovsky (u weet wel, de Russische notenkraker die nu 168 jaar oud zou zijn) werd on-der-hou-den. Naar mijn mening is dat een zeer begerenswaardige positie. Wie wil nou niet onderhouden worden?

Ik heb het niet over de eega-eego relatie. We weten allemaal dat vrouwen niet horen te teren op het geld van hun venten. En omgekeerd natuurlijk. Dat vind ik ook! (Hoewel ik moet toegeven dat ik gaarne te pas en te onpas gefêteerd word. Je bent verwend of je bent het niet.)

Nee, het gaat hier om de band tussen patronus (geen Potter-variant) en clientes. Eerstgenoemde onderhoudt laatstgenoemde, gewoon, for the sake of art! Lekker, toch? Dat is pas subsidie. Ik wou dat ik zo'n geldschieter had. Want na een maand ex-loonslaaf merk ik al hoe het creatieve luikje in mijn hoofd steeds wijder open staat. Kom maar op met dat geld! Dan hoef ik het niet meer te verdienen en kan ik gaan produceren! Aan de lopende band, jongens!

Net als Tchaikovsky. Man, wat had die jongen een fijne patron! Nadeshda von Meck heette ze. Mevrouwtje фон Мекк werd zelf eerst onderhouden door een treintycoon (het is haar gegund; ze baarde 18 kindertjes) maar in 1876 werd ze weduwe van de bovenste plank. Twee jaar later kon Pjotr (toen 38) zijn baantje als professor aan het conservatorium van Moskou opgeven: Von Meck besloot hem jaarlijks zesduizend roebel toe te stoppen. Dat schijnt vijftien keer zoveel te zijn als de fooi waarmee een ambtenaar zijn gezin in leven moest houden. In elk geval was het veel: Von Meck ontving de ene dankbrief na de andere. Zodoende hield de roebelregen wel veertien jaar aan. Nou, ik zou er ook mooi van gaan musiceren, echt wel.

Tegenwoordig zijn ze schaars, die patronnekes. Clientes moeten al lang client zijn voordat ze dollartekens mogen ontwaren in de ogen van Moedertje Staat of andere Moedertjes. Van alle kanten wordt debutanten ten stelligste ontraden te debuteren. Alleen voor een tweede boek krijg je - als je geluk hebt - een zak(je) geld van het Fonds voor de Letteren: 'Debutanten kunnen eenmalig een stimuleringsbeurs aanvragen voor het schrijven van een tweede boek.'

Bij het lezen van zo'n zin kreunen mijn spaarcentjes. Werk dóór, sissen ze me toe, de bodem is nabij! Toevallig luisterde ik na mijn Tchaikovskiaans inzicht naar Q-music. Daar kan je momenteel 61.000 euro winnen (netto, zei de radiomeneer - NETTO). Het enige wat je hoeft te doen, is een geluid raden. Maar ja, dan moet je weer het geluk hebben om je winnende antwoord op de radio te mogen vertellen, na tig sms'jes en telefonische wachtrijen.

Mja.

Ik ga maar weer eens aan de slag. Al dat gedagdroom... Werken, kreng, werken!
Meer, méér...

donderdag 4 december 2008

Jet hag

1 stok(ken) achter de deur

Ontzettend irritant, dit. Het is alsof ik niet kan nadenken, maar dat klopt niet, want ik word overspoeld door te veel gedachten tegelijkertijd.

1. Ik veracht mijn eigen lichaam, dat de afgelopen twee nachten besloot om telkens twaalf uur te slapen. Alsof New York zo ver weg is! Het is gewoon Nieuw Amsterdam, hoor, je moet er heus niet zo'n big deal van maken. Get a grip, stom lijf. Vanochtend schoot het lijf mijn bed pas uit om 11u38. Zo komt er natuurlijk nooit schot in de zaak.

2. Ik luister naar Pink Floyd en denk: all in all, every day is just another brick in the wall. En vervolgens denk ik: my wall is crumbling, where are my bricks? I should go and get myself some bricks. I should do something.

3. De Vrij Nederland laat de werkkamer van Cees Nooteboom zien. Ik tuur naar de houten vloer waarop zijn Eames Aluminium Chair rust. Een vierkante meter naakte, splinterige rauwheid. ‘De uitgesleten plek die bewijst dat schrijven steeds moeilijker wordt’, staat erbij. Ik denk aan mijn eigen vloer.

Wanhopig schud ik mijn hoofd, als een hond die de regen uit zijn vacht schudt. Het kinderkoor van Pink Floyd moet zwijgen; ik ruk de stekker uit het stopcontact. Ik brouw een liter Earl Grey, sla de Vrij Nederland dicht, maak er een onderlegger van voor mijn theepot, en klap mijn laptop open.

Zodra ik een finaal punt heb gezet achter dit idiote blogje, sleur ik JP uit de nevelen van mijn brein en kwak hem zonder medelijden op papier.

Ik hoop dat hij een paar blauwe plekken oploopt. Veel te soft, die gozer.
Meer, méér...

woensdag 26 november 2008

Het gevoel! Het gevoel!

1 stok(ken) achter de deur

Ik probeer een gevoel te omschrijven, maar het lukt niet echt. Echter: het moet. Aangezien ik er zo op gespitst ben van omschrijven mijn vak te maken, moet het.

Ok, het gevoel. Hier komt het.

Ik had de hele dag gewerkt. Nou ja, gewerkt...





Eerst checkte ik mijn Quotemail, want vandaag was de deadline voor Qunst, de kunstrubriek die ik tijdens mijn verlof blijf schrijven. Slechts één van de kenners die aan Qunst meewerken, had zijn stukje afgeleverd.

Bellen. Sms’en. Mailen. Stressen.

Daarna ging ik water opzetten voor de thee. Vervolgens – ach ja, ik moest toch wachten tot het water kookte – checkte ik mijn webmail, dan mijn Gmail. (Het water kookte nog niet.) Effe Facebooken. Thee maken. En dan eindelijk schrijven, tot de lunch. Daarna begon het allemaal weer van voren af aan.

Het was dus niet bepaald een goede dag. Het was zéker niet de dag die ik voor ogen had toen ik het grote boekproject bedacht. Meer nog, zo’n utopische dag is mij nog nooit overkomen. (Het plan: onafgebroken tikken van 10u tot 19u minus 1u lunchpause. Dream on.)

Dus toen een kennis mij mailde met de vreselijke vraag op welke bladzijde ik zat, antwoordde ik: ‘Vier.’

Het kwam hard aan bij mezelf.

Eerst ging ik nog een beetje versuft door met schrijven.

Toen trof het mijn brein pas echt. Vier. Vier? Vier?!

Kon toch niet! Dus deed ik wat luie scholieren doen om zichzelf op te beuren: ik ging tornen aan de regelafstand. Van één naar anderhalf. De marges moesten ook wat breder, uit respect voor die arme Bij die ooit een duel zou aangaan met mijn tekst, een dikke rode stift (of nog erger, een slecht schrijvend rood potlood) in de aanslag.

Na deze cosmetische ingreep zat ik op zestien pagina’s. Da’s vier keer zoveel als vier, nietwaar? Ik voelde mij gelijk een stuk beter. Alsof de helft van het werk erop zat. (Dat heb ik ook met journalistieke artikelen, zodra ik content ben met de eerste twee alinea's...) Opgelucht ging ik naar huis.

En een minuut of tien geleden – ­nu komt het, dat gevoel, ja hoor – ging ik het allemaal afdrukken. Voor de allereerste keer drukte ik op ctrl + p. Mijn printer (een obees laserding uit mijn studietijd) schokte, sputterde, en kwam toen rochelend in actie. Pffft, pffft, pagina 1, pffft, pffft, pagina 2. ‘Wat is dat geluid?’ vroeg mijn mannetje. Dat, m'n schatje, m'n liefje, dát is het geluid van succes! Van boek-in-wording! Hoor je dat dan niet? Voél je dat dan niet?

Ik dus wel. Het resultaat dat uit de printer rolde, maakte een verpletterende indruk op me. Het gevoel deed me denken aan de eerste keer dat ik mijn naam boven een ‘echt’ artikel zag staan (een zeer eenmalige galerierecensie in het FD was dat, vijf jaar geleden).

Toen dat (minuscuul) stukje verscheen, ging ik gelijk als een vlijtige kleuter aan de slag met mijn schaartje. Zo voelde het nu ook. Zo voelde het precies.

Met het verschil dat ik, na het besnuffelen van mijn novel-to-be, niet in de schaar maar in de pen kroop. Ik wilde met u delen wat ik voelde. Mijn god, we beginnen een band te krijgen!

Gatverdamme.

Straks ga ik huilen.

Van geluk, welteverstaan. Van geluk.
Meer, méér...

dinsdag 25 november 2008

Over een Puts en een Duts

4 stok(ken) achter de deur

Jeetje, dat kón toch niet? Twee keer las ik de alinea opnieuw. Toch, het stond er echt: hij kende een Jean-Pierre Duts. Niet Puts, maar Duts. Zijn Duts wilde ook de kunstwereld in. Zijn Duts had hem om advies gevraagd. Hè???


Laat ik mijn verbazing verklaren. Vorige week stuurde ik een mailtje naar een gerenommeerde galeriehouder uit Londen. Ik vertelde hem over mijn project, gaf hem een korte samenvatting van mijn verhaallijn, en stelde hem de volgende vraag.

If some talented young man came up to you and asked you how to become a good art consultant, what would you tell him?

Gisteren ontving ik het antwoord. Een ongelooflijk antwoord, zo mag ik het wel noemen. Leest u mee…

Dear Emily,
It’s funny - because I know Jean-Pierre Duts. Except he is a little younger and French – and he has a different name – but he is ineffably charming and has many of the qualities you describe. His mother and I are old friends and he has come to me recently, seeking advice about how to progress in the art world. Really all I could offer was positive encouragement.
Anyway, I hope that’s helpful!
x – G.

Helpful, nou nee, niet bepaald. Maar wel wonderful. Er loopt dus ergens een échte Jean-Pierre rond met ambitie in de kunstwereld! Als ik mijn JP 'Duts' had genoemd – trouwens een veel betere naam, want 'duts' is Vlaams voor 'kluns' – had de échte JP Duts mij misschien voor de rechter gesleept (rather unlike him, as he really is ineffably charming)...

Memo voor mezelf: vergeet de disclaimer niet!!! Alle beschreven personages in deze roman zijn fictief. Het is nooit de intentie geweest van de auteur iemand persoonlijk te beschadigen.
Meer, méér...

zondag 23 november 2008

Puts in Milaan

0 stok(ken) achter de deur

Haast onsympathiek, zo omschreef Hermann Hesse de op één na grootste stad van Italië. In april 1903 bracht hij een snipperdagje in Milaan door. 't Was een tegenvaller; de beste man hield meer van Venetië. Maar goed, hij genoot wel van zijn koffietje in de Galleria – toen was daar van de McDonald's nog geen spoor – en van een bezoek aan de 'schitterende' Dom.

U raadt het al, Jean-Pierre Puts was de afgelopen dagen in Milaan. Volgende week vliegt hij naar New York. (Die plannen ontstonden, het moet gezegd, nadat mijn eigen reisjes goed en wel geboekt waren. Zo ben ik dan ook wel weer.)

Geen letter belandde in Milaan op papier. Dat valt tegen, want dat was echt wel de bedoeling. Mijn moeder belde mij een paar weken geleden en vermeldde terloops dat ze naar Milaan ging voor de opening van een – trouwens gewéldige – Magritte-expositie in het Palazzo Reale. Mijn vader ging niet mee, die moest bij mijn zieke oma blijven. Feilloos ging mijn romanradar knipperen. High class art stuff! Jean-Pierre Puts loves that shit. Ik mocht mee; het vliegticket had een knaloranje kleur en kostte mij bijgevolg nog geen 150 euro.

Ah, het plan was puik. Net als Hesse zou ik mijn Milanese indrukken tot in de details noteren; ik zou mij in JP verplaatsen en Milaan door zijn ogen observeren. Een opschrijfboekje was ik dan wel vergeten – die nieuwbakken romanciers toch – maar dat schafte ik na aankomst meteen braafjes aan. Maar ja, toen ik op de massagetafel van het Bulgarihotel lag – courtesy of my sweet mother – vergat ik dat ik goed moest letten op wat mijn zintuigen registreerden. En zo waren er wel meer momenten dat ik de rol aannam van verwende dochter, en niet van hardwerkende schrijfster-in-spe.

Dus, lukt het met die roman, meisje klein? Mja, de eerste van vele stappen zijn gezet.

Ach, de Dom van Milaan was ook niet in één dag gebouwd.
Meer, méér...

maandag 17 november 2008

In de ban van de flow

0 stok(ken) achter de deur

Verdorie, het is 18:08 en ik moest nog naar de apotheek. En ik wilde nog gaan sporten! En mijn oma bellen. Maar buiten is het donker – zo donker en doods dat ik overspoeld word door het gevoel dat ik de enige op deze bol ben die leeft. En die trouwens vreselijk naar de wc moet.

Hoe kan dit? Aha, ik weet precies hoe dit kan. Ik was in de flowwwww. Dixit Sebes: ‘Door veel achter elkaar te schrijven kom je in een roes (wat atleten de zone noemen en muzikanten de groove of de flow) en creëer je in je hoofd de rest van je verhaal.’

Ja, die flow dus. Tijdens het schrijven van grote artikelen kwam ik ook al in de ban van de flow, en ik kan u vertellen: alle honger, dorst, rugpijn en pisdrang ten spijt, I love the flow.

’t Schijnt dat mensen die de flow niet kennen, zich ook niet kunnen voorstellen wat dat is, een flow. Dat er mensen zijn die een boek op hun naam willen hebben staan zonder dat ze weten of ze het schrijven ervan leuk vinden. Schrijven, leuk? Zonder flow niet, nee bedankt.

Manon Uphoff weet hierover iets te vertellen (dixit Sebes, wederom): ‘Begin er niet aan als je niet echt van schrijven en het proces van schrijven houdt. Veel te veel mensen vinden het idee “schrijver” te zijn zo geweldig en aanlokkelijk dat ze er bijna alles voor overhebben om dat te bereiken, om op een dag tot de angstwekkende ontdekking te komen dat er – o ellende – ook geschreven zal moeten worden!’

Vind ik geinig. ’t Doet me denken aan de Nederlandstalige versie van Less Than Zero (Bret Easton Ellis): Gimmick! (Joost Zwagerman). Daarin leeft een kunstenaar een kunstenaarsleventje. Alleen maakt hij geen kunst. Niets, nada.

Hij vond zijn flow niet, geloof ik. Heeft hij volgens mij ook nooit gevonden. Tja, daar stond ie dan in die discotheek.

Geef mij maar de flow.

PS Trouwens, Jean-Pierre Jansens is herboren. Hij heet nu Jean-Pierre Puts. Hij wilde een banale achternaam, maar zo gewoontjes hoefde het nou ook weer niet... Sorry, JP.
Meer, méér...

vrijdag 14 november 2008

En dan nu: 'Why Write?', ogenschijnlijk onbelangrijk

1 stok(ken) achter de deur

Ik las dit boekje een jaar of tien geleden, waarschijnlijk omdat mijn vader zei dat het moest. Mijn vader verspilde nooit veel woorden aan literaire suggesties; hij bromde “Emily, lees dit”, en dat was het dan. Misschien plukte ik het boekje zélf uit zijn bibliotheek, maar in elk geval: sindsdien weet ik dat Paul Auster Why Write? heeft geschreven. Ik wist echter niet dat ik één van de weinigen was.

M., de grootste Auster-fan die ik ken, was verbaasd toen ik hem over dit flinterdun boekje vertelde. Hij had mij aangeraden On Writing, a Memoir of a Craft te lezen; ik kaatste de bal met Why Write? terug. 'Ik ken dat boek van Auster niet', mailde M. onthutst, 'vreemd, ik volg hem toch nauwgezet.'

Nu ik het boekje in mijn eigen kast terugvond (sorry, pap), begrijp ik waarom dit pareltje zo onbekend is. Het verscheen in 1996 in zeer beperkte oplage: de wereld telt er slechts 2000 paperbacks en 500 hardbacks van. (Mijn vader heeft altijd al een goede neus gehad voor kwaliteit.) Het bevat 7 hoofdstukjes die niets met elkaar te maken hebben; Why Write? is 15 pagina's lang en beantwoordt de vraag uit de titel met vijf ogenschijnlijk onbelangrijke anecdotes.

Uiteindelijk is zijn antwoord: omdat hij altijd een potlood in zijn zak heeft zitten. Dat zelfs een formidabele auteur als Paul Auster geen beargumenteerd antwoord kan of wil geven, vind ik prachtig. 'Waarom schrijf je?' is dan ook een beetje een vervelende vraag die vervelende antwoorden uitlokt (zoals 'When you write, you undertake an exploration of uncharted thought', wat ik op een of andere vage schrijfsite las).

Ja ja. Dat hoor je iemand als Douglas Coupland niet zeggen - die roept triomfantelijk: 'So the fact is that I do write, and I am a writer, and I can’t be wished out of existence by those aging crustysomethings who’ve been trying to do just this for 15 years.'

Wie een essay-achtig antwoord zoekt in Why Write? komt bedrogen uit. Maar wie Paul Auster met warme stem wil horen vertellen over de gekheid van het leven, de gekheid die hij vervolgens enthousiast naar fictie vertaalt, zal dit boekje verslinden. Ik vond het heerlijk. De andere hoofdstukken - zoals Twenty-five Sentences Containing the Words Charles Bernstein - vond ik minder geslaagd. Geen tien dus, maar een negen.

Voor wie het zich afvraagt: ik lees geen recensies voordat ik zelf mijn mening op papier heb gezet. Acht u mijn 'onbevlekte' oordelen bar weinig waard, klikt u dan vooral verder...

... naar de oorspronkelijke publicatie in The New Yorker (als niet-abonnee krijgt u alleen een samenvatting te lezen);

... naar de 'definitive' doch officieuze website van de auteur;

... naar het weliswaar niet geheel betrouwbare maar toch boeiende Wikipedia, in het Engels en in het Nederlands.


Wel terugkomen, hè?
Meer, méér...

donderdag 13 november 2008

Mag ik u voorstellen...

1 stok(ken) achter de deur

'Schrijven is als een baan voor mij, ik heb geen enkele rare gewoonte. (...) Je gaat gewoon naar je werktafel toe, en je doet het.' Aan het woord is Salman Rushdie. Schrijven is niet magisch, vindt de winnaar van The Best of the Booker Prize, schrijven is gewoon een kwestie van doen.

Ik ben het hier absoluut mee eens. Daarom heb ik ook een werkplek gehuurd – een kantoor vol zwoegende collega's smoort het dolce far niente hopelijk in de kiem. Als ik faal, dan zal het niet liggen aan nietsdoen. Want van zitten ga je niet alleen schrijven; je begínt er ook echt aan. En dat begin schrikte mij af. Ik had al een beginnetje in mijn notitieboek, een beginnetje dat ik maakte toen mijn plot op dertien oktober aanklopte. Maar ik had niets staan dat tot het A4'tje kan leiden dat de Bij binnenkort wil ontvangen.

Met de grootst mogelijke tegenzin wendde ik vanmiddag mijn blik af van het porseleinen poppengezichtje van mijn nichtje en sloeg mijn Asus Eee open. Eerst schreef ik: ROMAN. Maar ik voelde iets blokkeren vanbinnen dus drukte snel op delete, en tikte traag: CENTRALE VRAGEN. De vijf w's, lekker gestructureerd. Ik begon met wie.

Wie? ... Shit.
Ik had nog geen naam. En hoewel ik al langer besef dat ik de doop als de duivel ontwijk, drong het toen pas tot me door hoe eng ik die doop vond.

Namen maken het allemaal echt. En ik ben bang voor echt. Echt is eng. Maar goed, het moest. Klaar met dat faalangsterig gefuck.

Hoe heet ie, de jongeman die al een leeftijd (31), een (eveneens naamloze) vriendin en een allesoverheersende drang tot status heeft?

Eerst een voornaam. Die moet gewichtig klinken, want zelfs fictieve persoontjes krijgen hun voornaam van hun ouders, en zijn statusdrang heeft mijn mannetje onmiskenbaar van zijn vader. Voor die man – een nare kerel, bah – is er een verschil tussen het uitspreken van de woorden 'Piet, me zoon' of het zuinigjes prononceren van: 'Mijn zoon, Hans Pieter.'

De achternaam van zijn zoon kon de vader niet kiezen, tot beider spijt. Dat moet een banale naam worden, een naam die hen achtervolgt, die niet past bij wie ze pretenderen te zijn.

Na lang wikken en wegen – fictie schrijven blijkt toch vooral zoeken te zijn – vond ik 'm.

Toen onvond ik 'm, want de eerste lucky winner bleek een bestaande banketbakker te zijn (gespecialiseerd in Bosche Bollen nog wel). Ook de runner-up was van vlees en bloed (die had een fotoblog met als slogan: 'Het doel heiligt de middelen').

Maar uiteindelijk vond ik 'm écht.

Mag ik u voorstellen aan Jean-Pierre Jansens? Aangenaam, meneer, mevrouw... Ik ben Jean-Pierre, maar mijn vrienden noemen mij JP.

Meer, méér...

maandag 10 november 2008

Elisa, rien que toi

0 stok(ken) achter de deur

Mijn personages knagen tussen mijn oren, maar vandaag geef ik hen weinig aandacht. Deze week heb ik mezelf, nog vóór het echte startschot, vakantie gegund. Ik moet mijn hoofd opladen, na een heftige laatste dag bij Quote (u heeft het vast gehoord, Quote en Kelder hebben weer eens mot) en met een eerste schrijfdag in het vooruitzicht.

Voordat u mij verdenkt van duivelse luiheid: de week was sowieso al naar de kloten. Er kwam immers iets tussen dat ik moeilijk kon inplannen of negeren. Een baby! En niet zomaar een baby: Elisa Jocelyne Martial Josette, geboren op vier november om zeventien over zes des ochtends. Het eerste Gordtsje van de eenentwintigste eeuw.

Da's op zich al wondermooi, maar Elisa is ook nog eens mijn metekindje (ik geloof dat dat mij in het Hollands een 'doopmoeder' maakt). Extra verplichtingen dus: foto’s op Facebook zetten, bellen met Elisa’s papa, en naar Luxemburg afreizen. Daar woont mijn broer met zijn beide meisjes.

Uiteraard neem ik mijn laptop mee. Van Thomas alias De Bij moet ik zo snel mogelijk een wervende tekst schrijven om mijn roman aan te prijzen. Die tekst mag slechts een A4’tje lang zijn, en ik kan niet zeggen dat ik er heel veel zin in heb.

Anderszijds wordt het tijd dat ik de waarheid onder ogen zie. Ik ga niet lekker dromerig aan een opus magnum werken. Zo’n A4’tje luidt een ander tijdperk in, waarin ik mijzelf keihard zie zwoegen in een duister schrijvershol, vloekend op een hoofdstuk dat niet wil vlotten. De deadline nadert, de spaarpot raakt leeg…

Bah, ik moet er niet aan denken. Dat doe ik dus nog even niet. Ik heb zojuist zes cadeautjes voor mijn gloednieuwe nichtje gekocht. En nu ga ik soep maken. Van prei en spruitjes. Ook belangrijk.
Meer, méér...

maandag 3 november 2008

En dan nu: 'Vochtige streken', een excuus voor platheid

2 stok(ken) achter de deur

Dit mag dan wel een stinkend en slijmerig boek zijn, Vochtige streken doet menig mond spreken, en dat is altijd mooi. Ik had het debuut van Charlotte Roche net met relatief grote afkeer uitgelezen toen één van mijn beste vrienden langskwam. Hij zag ’t vocht (verborgen achter een pleister van blinkend beige op een matrode kaft) op tafel liggen, en zei monter: ‘O, dat gaat over smegma!’ Had hij in Hollands Diep gelezen, waar de Duitse geestesmoeder van deze ranzige roman door Marcel Möring werd uitgepoept om daarna door Roos Wouters en Heleen Mees weer opgeslokt te worden. Lekker.


Uiteraard verliet de vriend mijn huis niet met lege handen. Om 23:32 stuurde hij deze sms: ‘Ik ben pas op blz 20 en kan nu al soms niet verder lezen, zo hard moet ik lachen! :-)’ Lachen? ‘Meen je dat nou?’ antwoordde ik. ‘Jij en je rare humor! Vieze vent ben je, voilà, het is nu officieel.’ Want kom, het boek mag er bij tijd en wijle wezen, maar om er nou een slappe lach van te ontwikkelen, ik weet het niet.

Oordeel zelf: ‘Zo snel als ik kan loop ik naar het bed. Ga er met mijn rug tegenaan staan, zak door mijn knieën en laat mijn kont op het pedaal knallen. Nu zit ik er op. En wiebel weer van links naar rechts. Ik gil het uit van de pijn en hou mijn mond met beide handen dicht. Het jankt achter mijn handen. Als het nu niet lukt, weet ik het ook niet meer. Ik voel hoe het pedaal in de wond dringt. Door nog harder te drukken boor ik het er nog dieper in.’ Ja, dat is nog eens lachen!

Ondanks dit alles besloot ik vanavond voor diezelfde vriend te koken. Je moet wat als je eigen vriendje een week in Amerika zit. Ersatz en ik hadden het uitgebreid over het feit dat ik mijn appelmoes warm eet, net als alle andere Vlamingen op deze aardkloot. Daar moest hij behoorlijk van huiveren, om mij vervolgens gelijk te geven. Ja, wij Vlaminkjes hebben smaak.

Het eten vulde de maag, maar niet de avond; al snel kwamen we ­uit op ‘t vocht. ‘Ik heb al zo lang niet meer zo gelachen!’ zei Ersatz nog eens verrukt, ‘Ik dacht vaak: oh my god, wat is dit! Ik genéérde mij gewoon!’ Het moge duidelijk zijn: in Ersatz schuilt een voyeur. Voyeurs, verenigt u, en creëert een nieuw geloof! Lang leve het Rochisme, met deegflapjes, kutjesslijm en aambeibloemkolen als aanbidbare iconen!

Goed, wat de inhoud van ’t vocht met de lezer doet, is een kwestie van smaak. Rest de vraag: schept Roche literatuur? Dat het niet werd uitgegeven door Vuil en Vadsig maar door De Bezige Bij pleit vóór haar. Maar zo zwaar weegt dit argument ook weer niet: het bijtje wil ook wel eens tussen de dollartekens brommen. Terecht, zo blijkt, want ‘t vocht staat al 37 weken op de Bestseller Top-60; deze week staat ’t vocht zelfs op nummer tien. En het belooft alleen maar beter te worden. Of slechter, wat je wilt.

Dus: literatuur of niet? Een volledig misplaatste vraag, vond mijn lachgrage vriend (Ersatz klinkt een beetje mistroostig; laat ik er maar mee ophouden.) ‘Dat is zo’n oubollige discussie, echt uit de jaren zeventig of zo. Zo van: het is geen literatuur, dus dan hebben we het er niet over.’ Hij keek me uitdagend aan. ‘Het werk van Harry Mulisch behoort tot de Grote Literatuur, daar is iedereen het over eens. Nou, ik vind hem niet zo goed. Dus.’

Kortom: Vochtige streken valt voor mij in de categorie Lastige Gevallen. Enerzijds wil ik niet truttig doen. Ik kan heus tegen een beetje goorheid, ik erken heus dat die veel te keurig ogende Roche een prima pen bezit. En ja, ik bén een ietsiepietsje jaloers, want ik wil óók een debuut schrijven dat zoveel mensen doet gillen.

Anderszijds wil ik dat helemaal niet. Ik wil niet dat mensen mijn boek straks neerleggen omdat de hoofdpersoon hen doet kokhalzen. ‘Luchtbellen die zich als harde knikkers een weg banen langs mijn glibberige, warme schaamlippen’ (p. 22)? En: ‘Het voelt als plassen uit je kont. Bekend van spuitpoep of heel dunne diarree.’ (p. 88)

Moet literatuur een excuus voor platheid kunnen zijn? ‘Ik houd zijn billen uit elkaar en lik zijn kontgaatje.’ Die rare vriend van mij lacht zich rot, maar ik niet; ik heb gewoon een ander soort humor. Misschien heb ik zelfs helemaal geen humor. Dat moet dan maar.

Mijn onbevlekte oordeel: ik ben niet zo geïnteresseerd in de geur of smaak van mijn eigen smegma, laat staan in dat van een ander. Dus nee, Vochtige streken bekoort mij niet. Of, zoals Lucebert gezegd schijnt te hebben (ik lees het net in de Van Dale): ‘Zijn de lachers op je hand, maak je dan maar gauw van kant.’

Voor wie het zich afvraagt: ik lees geen recensies voordat ik zelf mijn mening op papier heb gezet.
Acht u mijn 'onbevlekte' oordelen bar weinig waard, klikt u dan vooral verder...

... naar recensies in
NRC en de Volkskrant;
... naar Kristien Hemmerechts in De Standaard;
... naar een interview in het onvolprezen Granta en in Der Spiegel;
... naar het weliswaar niet geheel betrouwbare maar toch boeiende Wikipedia, in het Engels en in het Duits;
... naar de (nogal lege) website van Charlotte Roche.

Wel terugkomen
, hè?
Meer, méér...

vrijdag 31 oktober 2008

Gevonden: schrijvershol

1 stok(ken) achter de deur

Er rennen twee kleermakers door de redactie. De één met een rek vol maatpakken, de ander met bier en bitterballen. Uit de speakers klinkt Joanna du geile Sau, Een Bossie Rooie Rozen en Leve de Lol. Collega Joost zingt vals mee, Paul geeft zichzelf een staande ovatie. Het is vrijdagavond halfzeven op Singel 468, en de mannetjes van Quote worden klaargestoomd voor het Quote 500 feest van komende woensdag.

Ah, Quote.

Wat ga ik het blaadje missen. Nog precies één week en dan valt het doek voor mij. Tijdelijk, dat wel, maar toch. Daarna: een gat. Een zwart, gapend gat, monsterachtig dichtbij. De angst knijpt bij vlagen mijn keel dicht. Onzin. Geen greintje twijfel te bespeuren, daarvoor is het toch te laat. Alea iacta est en ik kan alleen maar gillen dat ik er zin in heb. De zin is groter dan de onzin, het verlangen naar een knipperende cursor prangender dan naar knettergekke collega's.

En toch ga ik die collega's verschrikkelijk missen. Daarom ben ik de laatste weken op zoek geweest naar een werkplek. Dat heeft Paul Sebes mij aangeraden (niet persoonlijk, ik ken de beste man niet). Kwestie van een kantooratmosfeertje te creëren, want te veel rust in je hoofd is funest voor een debutant. Discipline, mensen, discipline!

Nou ja, ik ben een deadlinedoos, dus daar zal het niet aan liggen. Ik wil een werkplek opdat ik niet tot de noen in mijn verslavende kamerjas van Ikea Family ronddwaal, met Tell Sell op tv en een doldraaiende wasmachine binnen handbereik. Dat, én ik wil mensen tegen wie ik heel lang kan lullen.

Gezocht: schrijftafel temidden van andere schrijftafels.

Gisteren was ik op bezoek bij Studio Kamer 201 aan de Keizersgracht. Een via-via tip, zo gaat dat. Meteen bingo! Een m/v of acht, lekker bezig aan ruwe tafels, keukentje met een Nespresso-apparaat - en dit alles verpakt in een schitterend pand: het Astoria, ode aan de Jugendstil. Ik doe het, dacht ik.

Maar vandaag gooide een ongeplande ontwikkeling alles overhoop. Collega Jacques - dol op die jongen - gaf mij een mobiel nummer dat mij zou leiden naar twee verdiepingen Vrije Werkplekken, aan de lelijke kant van het Singel. Ik belde, mocht meteen komen kijken. Al bij de voordeur moest ik slikken: die was behoorlijk afgebladderd. Het gebouwtje: oud, stervend. Trappen: zo steil dat ik er met mijn ingebeelde hoogtevrees van af dreigde te vallen. Mijn spieren waren spastisch toen ik de kamers bereikte: weinig licht, aftands vertrek, tafels van twijfelachtig allooi. Spuug- en spuuglelijk.

En toch vrees ik dat ik ervoor ga. Om de prijs hoef ik het niet te laten: 180 euro per maand, inclusief btw (wat is dat?) en internet. (Een stuk schappelijker dan het hippe kantoorconcept Spaces aan de Herengracht. De website liegt voor dat een werkplek de zzp'er 250 tot 300 euro per maand kost. In realiteit gaat het om 350 euro per maand - voor drie dagen. Exclusief. Ka-tching, no thank you.)

Maar het belangrijkste: de mensen aan dat smerige Singelpand. Die zijn stuk voor stuk hartstikke raar! Dus klikt het tussen ons. Heerlijk.

Lieve lezers, jawel, er is weer een stap gezet richting een Boek op de Plank: ik heb mezelf een schrijvershol gevonden. Laat het huurcontract maar komen! Ik ga ervoor.
Meer, méér...

zondag 19 oktober 2008

De dichtersader

0 stok(ken) achter de deur

In mijn agenda bevlekte ik de crèmekleur van 18 september 2008 met het volgende actiepunt: “Laren 15u AH / Zevenend 2 / parkeren op markt.” Daar moest ik heen voor een artikel over de supermarktbranche. De redactieporsche was die dag helaas al bezet; ik was aangewezen op de gewonemensentrein richting Hilversum.

Goedgestemd was ik - dat weet ik nog goed. De supermarktbranche vind ik, ondanks de saaiheid van het woord, bijzonder intrigerend. Mijn eerste grote artikel, dat ik drie jaar geleden als student journalistiek schreef, ging over supermarkten. Er volgden er meer, en altijd schreef ik die verhalen met plezier.

Maar dat was niet de reden voor mijn zonnige humeur. Die achttiende september was ik in mijn hoofd bezig met andere dingen. Dat blijkt uit een stukje dat ik zojuist in mijn Notitieblok # 3 (08/04/’08 – 03/09/’08) vond, gedateerd: 18-09-2008. Nee, er komt geen supermarkt in voor.

Hij raadde het me af. Standaard, steevast. In 2000, in 2001, in 2002. Emily, zei hij, trap er niet in. Doe het nou niet. Het is niet goéd voor je. Hij was mijn tutor Frans en hij schreef gedichten. De journalistiek, zei hij toen ik mijn toekomstplannen voorzichtig met hem deelde, smoort alle creativiteit. Ik componeerde destijds onbenullige verhaaltjes in het Engels; hij vond onbenullige verhaaltjes veelbetekenender dan hoogdravende journalistieke artikelen, hoewel ik volgens hem in het Nederlands moest schrijven. Toch ging ik de journalistiek in. En zonder de journalistiek was ik hier nooit gekomen. Wat ik met ‘hier’ bedoel, dat weet ik trouwens niet. De ietwat scherpe pen? De hang naar perfectie? De kick van deadlines, misschien, of de kick van gelezen te worden?

Dat is alles. Voordat ik een pointe kon bedenken, werd de halte Hilversum aangekondigd, waar een witte DAF 66 uit 1974 - met daarin een mij inmiddels dierbare supermarktdeskundige - me stond op te wachten. Prompt vergat ik alles buiten de wereld van supermarkten, deskundigen en dafjes.

Gek eigenlijk. De trip naar de Albert Heijn in Laren vond een week vóór mijn gesprek met fondsredacteur Thomas plaats, een week vóór mijn plannen ook maar enige concrete vorm hadden aangenomen. Maar daar in de trein naar Hilversum was ik blijkbaar nog steeds de e-mail van Thomas aan het verwerken, die mij op 9 september, schijnbaar nonchalant, de vraag stelde of ik de dichtersader nog weleens voelde kloppen. En die ene vraag zette alles op z'n kop.
Meer, méér...

vrijdag 17 oktober 2008

Waar gáát het over?

1 stok(ken) achter de deur

‘Tja, ik zou het niet doen.’ Thomas, mijn doorgaans zo nuchtere man bij De Bezige Bij, toonde zich gisteren van zijn bijgelovige kant. Of ik mijn verhaallijn met iedereen mocht delen, had ik hem gevraagd. Niet dus. Te veel openheid, vreest Thomas, komt mijn grote boekproject niet ten goede. Meer nog: ervaring heeft hem geleerd dat praten met jan en alleman leidt tot uitstel van publicatie. ‘Dan is het magische eraf… Maar ja, dat ben ik.’

Dat is hij. Ik ben het, gelukkig of helaas, niet. Onlangs in de sportschool vroeg de fitnessjongen – hij lijkt me een Barry – wat voor werk ik deed. ‘Ik ben journalist’, pufte ik, ‘maar ik ga er straks even tussenuit.’ En ja hoor, daar kwam Barry's tweede vraag: ‘Wat ga je doen dan?’ Ik trok drie keer hard aan de gekortwiekte roeispaan – 34 slagen per minuut! – en kreunde: ‘Een roman... Ik ga een roman schrijven.’

Uiteraard wist Barry meteen een derde vraag te formuleren – dezelfde vraag die ik de afgelopen weken tot vervelens toe heb mogen horen: ‘Waar gaat het over?’ Dat is blijkbaar een zeer eenvoudige vraag, want als ik niet ogenblikkelijk antwoord geef, krijg ik gelijk een getergde bijvraag te verwerken: ‘Of mag ik dat niet weten misschien?’ Jawel, zeg ik dan, natuurlijk mag je het weten. Dat is dan de schaduwzijde van openheid.

Want waar gáát het eigenlijk over? Ik ruil mijn salaris in voor onzekerheid omdat ik er zo op gebrand ben een roman te schrijven. Dat is het stomste wat je kunt doen, concludeer ik uit de recent verschenen bestseller van schrijversmakelaar Paul Sebes. Wat elke beginnende schrijver moet weten, is waarom hij het in godsnaam in zijn hoofd heeft gehaald nóg een boek op de reeds zo gevulde plank te krijgen.

En dat wist ik niet toen ik besloot mijn hoofdredacteur te confronteren met mijn dilemma (doen of niet doen). Ik wist het nog steeds niet toen ik het vakje van 7 november in mijn agenda vulde met LAATSTE DAG QUOTE. Ik wist het ook nog niet toen Barry mij ondervroeg. Balen was dat.

Maar nu weet ik het wel. Gelooft u het of niet: enkele avonden terug klopte een plot bij me aan. Kom binnen, zei ik, wil je koffie? Hij wilde decaf, het was al laat. Hij kreeg decaf. En ik kreeg een plot. Mijn roman komt er. Ja, dat is nogal eens hoge verwachtingen scheppen!

Nu wilt u natuurlijk weten: ‘En waar gáát die roman dan over?’ Wees gerust, dat zal ik u gaandeweg onthullen. Maar niet nu. Nu moet ik een interview met een geknakte topman uitwerken.

Die komt ook in mijn plot voor, trouwens. Niet erg prominent edoch. Hij krijgt een bijrol, hij wordt de vader van de jongeman om wie het draait.

Een naam heeft die jongeman nog niet. Maar hij heeft bruin haar - donkerbruin. Met te veel gel erin.
Meer, méér...

woensdag 8 oktober 2008

Persoonlijk dramaatje

2 stok(ken) achter de deur

Wie ‘impulsiviteit’ googlet, kan kiezen uit 26.700 links, waarvan de eerste naar ADHD verwijst en de laatste naar autisme. Verder valt volop te genieten van stoornissen als borderline, anorexia en depressie.

Dit verontrust mij. Ik, toonbeeld van impulsiviteit, laat mij al – mwah, wat zal het zijn – mijn hele leven lang dirigeren door wilde en minder wilde ideeën. Een beetje zoals Pirandello’s personages dienen die zichzelf aan.

En of ik het nou wil of niet, mijn impulsieve zelf zorgt ervoor dat die ideeën prompt worden omgezet in daden, nog voordat ze zich goed en wel in mijn brein hebben verankerd. Maar dat hoeft niet per se negatief te zijn, zo werd mij de afgelopen weken verzekerd, want je krijgt meer spijt van de dingen die je niét doet dan van de dingen die je wél doet.

Neem deze website. Hij ziet er dan wel niet uit (en ik hou niet eens van zuurstokken), maar ik ben er blij mee. Misschien omdat ik er nauwelijks over heb nagedacht. Het voornemen was nog niet gevormd of ik had al een Blogger-account aangemaakt. Binnen de tien minuten had ik boekinuitvoering.blogspot.com alweer verwijderd, want een betere naam klopte aan. Hup, aanmaken die hap, acceptabel fotootje erbij, eerste column erop – en voordat mijn profiel het daglicht kon verdragen, lag er een mail van ondergetekende bij een handjevol collega’s, ex-collega’s en vrienden.

Ai. Dát had ik misschien niet mogen doen. Heel erg bijzonder is deze website (nog) niet. Hij hoort ook nog helemaal niet online te staan. En toch staat ie online. Omdat ik impulsief ben.

Vandaar dat ik ging googlen. Ziek ben ik, concludeerde ik uit de websites die zich aan me openbaarden, vreselijk ziek. Dat verontrust mij, zeker nu ik steeds meer besef dat ik vanaf 1 december tegen een stoot moet kunnen – mijn eigen kredietcrisis komt eraan.

Gelukkig laat Google het woord aan de god der chemische oplossingen: via een gesponsorde koppeling vertelt Janssen-Cilag mij dat ik beter word van methylfenidaat of dexamfetamine. Zelfs met tricyclische antidepressiva, atomoxetine of nortriptyline komt het goed met mij.

Maar ach, wil ik dat wel? Een persoonlijk dramaatje zou mij, als veel te gelukkige auteur, niet slecht staan.
Meer, méér...

maandag 6 oktober 2008

Niet meer nadenken

0 stok(ken) achter de deur

Complimenten zijn er, naar goed Latijns gebruik, om de medemens te vullen. Waarmee, dat is me een raadsel. Met warmte, waarschijnlijk. ‘Stoer, Lili’, mailde een collega. ‘Fantastisch dat je dit gaat doen’, schreef een ander.

‘Top.

Wauw.’
‘Leuk joh!’
‘Gefeliciteerd!’
‘Wat cool voor je! ‘

Lief, toch? Beangstigend, vooral.

Ik had het natuurlijk kunnen raden. Dertien dagen na mijn naar geroosterde eend geurende gesprek met de uitgever – in Nam Kee, Zeedijk 11 – maakt het blije gestuiter in mijn hoofd plaats voor motten in mijn buik. Ik heb het gedaan. Wat heb ik gedáán?

‘Lieve collegaatjes’, zo begon de e-mail die ik vandaag om 15:31 naar mijn ambtgenoten stuurde. En toen: de feiten. Dat ik altijd al een roman wilde schrijven. Dat het De Bezige Bij benieuwt of ik er wat van bak. Dat Quote instemt mij drie maanden los te laten, zodat ik naarstig kan gaan bakken. ‘Officieel ben ik er vanaf 1 december even niet meer; in de praktijk zit ik al vanaf 10 november achter de schrijftafel.’ Ik eindigde met een kus van Emelette – nee, bijnamen kies je niet – en drukte op Send.

Ik kan beweren dat ik toen rustig verder ging met mijn werk. Dat doe ik niet, want ik wachtte. Onderlipbijtend wachtte ik.

Vervolgens stroomden ze binnen, de complimenten. En pas toen – toen pas! – besefte ik dat het echt was.

Faalangst vulde mij. Wat een rotwoord is me dat. Faaaaaal (langgerekt, ijskoud), angst (doffe mokerslag, einde verhaal). Het neigt naar een onomatopee. Ik hou niet van onomatopeeën.

‘Poppemieke’, zuchtte mijn oma nadat ik mijn plannen met haar had gedeeld, ‘denk toch ná!’ Toen had ze nog een punt; nu niet meer. De tijd van nadenken is voorbij. Nadenken is stom.
Meer, méér...