donderdag 22 januari 2009

Spieken bij de schrijvers

0 stok(ken) achter de deur

Een tussendoortje. Momenteel heb ik het belachelijk druk; ik verlang naar zaterdag. Dan treinen mijn mannetje en ik vier lange, lome uren door Zwitserland heen, op weg naar Glühwein en Gerstensuppe.

Het rare is: als ik het druk heb, heb ik het opeens niét te druk voor onzinnige dingen. Zo gluurde ik vanochtend zonder gêne de werkkamers van andere schrijvers binnen. Fascinerend! Kijkt u mee…



En dat allemaal dankzij een krant die zich nooit met voyeurisme zou afficheren… Dank, NRC Handelsblad!
Meer, méér...

dinsdag 20 januari 2009

Met een pen op echt papier

0 stok(ken) achter de deur

Ze zijn altijd een beetje afwezig in het Athenaeum Nieuwscentrum. Hoeveel je ook koopt en hoe duur alles er ook is, ze noemen het bedrag dat je hen verschuldigd bent, stoppen je blaadjes in een tas, en dat is het dan. De klanten blijven toch komen. Die zijn er om hun literaire stash bij te vullen, klaar. Na aankoop haasten ze zich de winkel uit om hun aanwinsten te canoniseren en te consumeren - zonder getuigen, zonder gedoe.

Ik vroeg waar De Revisor lag. Het was een bijzonder moment; ik hoopte op enige sympathie. Maar de man zei alleen: 'Daar.' Hij wees naar een boekje op de trap, in US Letter-formaat. Op de cover stond een duffe foto van een besneeuwd duinlandschap. Tja.

Toen vroeg ik waar ik Tirade kon vinden. De man onderdrukte een zucht en trok bijna blindelings een bruin-zwart blaadje uit de rij terminale tijdschriften. Het papier van Tirade was spierwit; ik verlangde al om aan de pagina's te ruiken. Plechtig legde ik het bovenaan mijn stapeltje. Kom maar, dacht ik, kom maar, liefje.

Bunker Hill, Hollands Maandblad en De Gids had ik al gevonden. Dat eerste blaadje is eigenlijk al overleden, maar ik was in een nostalgische bui. Hollands Maandblad koop ik af en toe; vooral om te kunnen smullen van de inleiding door Bastiaan Bommeljé.

De Gids heb ik ooit één keer aangeschaft, toen de redactie een verhalenwedstrijd hield. Het thema was "De Eerste Keer" en ik dacht dat ik kon schrijven. Moeizaam componeerde ik drie verhalen ("Zo'n Teder Kind", "Hamam" en "Het Project"), liet die lezen aan mijn vader, en werd categorisch en keihard afgekraakt. Hij constateerde dat mijn pen sentimenteel was. Daarin had hij volledig gelijk, maar ik wilde dat niet weten. Mijn koppige ik stuurde de verhalen op, waardoor mijn naam nu ongetwijfeld op een zwarte lijst prijkt. "Niet lezen; verbranden".

Dat was toen; nu was alles anders.

Ik rekende af. Vierenveertig euro lichter stapte ik onder de rood-witte luifel vandaan, de vieze maandagochtendregen in. De tram kwam maar niet; ik werd steeds kouder. Maar ik was blij, zo ongelooflijk blij - ik was op weg naar Thomas van De Bezige Bij.

'Thomas', zei ik toen hij om 12 uur aanschoof, 'gistermiddag is er iets gebeurd.'
Thomas keek me aan en zweeg. Soms denk ik: leek ik maar een beetje meer op Thomas. Tenzij Thomas iets te zeggen heeft, zwijgt hij.
'Ik had een ideetje voor een verhaal', ging ik verder, 'en toen ben ik gaan schrijven. Met een pen. Op echt papier.'
'Zo', zei Thomas. 'Dat is nogal wat.'
Hij snapte het, hij snápte het!
'Ja, en toen ik klaar was, had ik overal spierpijn! En ik moest vreselijk plassen. Ik had twee volle uren zitten schrijven!'
'Zo', zei Thomas weer.
Ik besefte dat ik klonk als een klein kind. Dat overkomt me wel vaker.
'Ik bedoel: het is goéd! Denk ik. Het heet Mag056 en het speelt zich af in Vlaanderen.'
Thomas nam het verhaal in handen en begon zowaar te stralen.
'Mag ik het lezen?' vroeg hij.
Ik trok het verhaal uit zijn hebberige handen. Nee nee, zei ik, het was nog niet af.

Enfin, het punt is: wat mij eerst beangstigde (2.500 woorden in twee uur versus 9.000 woorden in anderhalve maand - hmm), blijkt helemaal niet zo erg te zijn. Meer nog: tussendoor verhalen schrijven is goed! Volgens Thomas (en volgens Paul Sebes in Bestseller) is het publiceren ervan in literaire tijdschriften zeer aan te raden. Goede reclame, en wat dies meer zij.

Thomas bladerde in de door hem aangeraden tijdschriften. Tirade moet ik hebben - Tirade! Maar de rest mag ook. Ahum, we doen ons best.

'Emily', zei Thomas voordat hij het oergezellige Small Talk verliet, 'je begint zomaar, op een doodgewone zondagmiddag, aan een verhaal, als bij toeval... Begrijp ik het nou goed? Word je nou een echte schrijver?'

Nou, wie weet.

Nee, dat is niet wat ik voel.

Ja, ja, JA!!!
Meer, méér...

woensdag 7 januari 2009

Dag des oordeels

5 stok(ken) achter de deur

Tien over tien, Van Baerlestraat 96. Ik duw tegen de deur van Brasserie Keyzer; de deur duwt terug. ‘Ies gesloten’, zegt het ramenlappende vrouwtje naast me, ‘om elf uur ies open.’ Ik mompel een bedankje en posteer mij in het winterzonlicht, een verse De Pers in de aanslag.

Ik ben moe. Slapen lukte afgelopen nacht nauwelijks; dromen des te meer. Thomas van De Bezige Bij velt vanochtend zijn oordeel over mijn eerste 7.147 woorden. Dus droomde ik dat ik Keyzer niet meer kon vinden, dat ik uren te laat arriveerde, dat ik genadeloos werd afgeslacht. Ssst, stil nou, ‘t komt wel goed. Dromen zijn bedrog, en pis je in je bed, dan zie je ‘t ’s morgens nog (zegt mijn oma altijd).

Ik dwing mezelf te concentreren op de letters van De Pers (type ITC Giovanni® Std Book, zo ongelooflijk fraai). Op de voorpagina lees ik dat kinderen prima kunnen schaatsen. En: ‘Daten met Herman.’ Die zou graag nog verliefd worden, zegt hij. Top voor je, Herman, echt waar.

Vanuit een ooghoek zie ik hoe de schoonmaakster een paar Persjes uit de plastic bak graait en die met schuldbewuste snelheid tot een berg proppen kneedt. Good girl, denk ik terwijl ze ermee het glas droogveegt. Ik overweeg mijn eigen krantje ook te recyclen tot zeemlap, maar net op dat moment komt Thomas aanfietsen. Thomas komt altijd aanfietsen, op een heel aandoenlijke manier.

Ik wurm het Persje oneerbiedig in mijn tas, geef en krijg drie kussen, en spring achterop. Een paar honderd meter verderop remt Thomas al af. ‘Small Talk’, zegt hij, zijn blik rustend op een knus ogend koffietentje, ‘een toepasselijke plek voor een big talk.’ Ik slik.

Nog voordat ik mijn winterjas heb afgepeld, knalt Thomas mijn boekwerk-in-wording op tafel, een keurig nietje in de linker bovenhoek. Hij heeft aantekeningen gemaakt – waaaah! Ik voel dezelfde stress opkomen als vlak voor een mondeling examen. Terwijl hij de koffie verkeerd en de cappuccino aanneemt, probeer ik te spieken. Perspectief hij/ik, spel ik, en satire <–> karikatuur. O god, was koffie wel een goed idee?

‘En’, zegt Thomas, ‘vind je het schrijven nog leuk?’ Eh, leuk? Was het ooit leuk? ‘Leuk is het woord niet’, zeg ik aarzelend. ‘Ik bedoel, ben je nog steeds tevreden met je stap?’ ‘O ja! Jazeker. Zeer tevreden. Maar leuk is het niet.’ Thomas blijft me indringend aankijken. ‘Ik bedoel, het is niet leuk leuk, weet je wel? Het is meer… lijden.’ Ik denk aan het zeer geinige stukje van cabaretière Paulien Cornelisse, die ooit probeerde in één maand een roman te schrijven (en faalde).

Na deze ietwat pijnlijke scène (ik had natuurlijk moeten zeggen: ‘Ik twijfel nooit aan mezelf! Ben ik niet de godin van de pen? Hiervoor krijg ik de AKO Literatuurprijs! Wat dacht jij dan!’), kan het alleen maar beter gaan.

En inderdaad. Afgezien van een paar punten (ik moet oppassen dat JP geen karikatuur wordt, bijvoorbeeld), is Thomas tevree. Hij gelooft in mij - nog steeds! Wie had dat gedacht. ‘Je hebt nu ongeveer eenvijfde van een roman geschreven’, zegt hij als de koffie allang op is. ‘Dat is het minimum. Dus nu nog vier keer dit hier.’ Hij houdt het stapeltje A4’tjes in de lucht en stopt het me samenzweerderig toe. ‘Zie je dat zitten?’

Hell yeah! Tenminste, als hij mij meer deadlines geeft. Deadlines doen mij schrijven. Geen deadlines doden mij.

O, is dat het probleem? Ik zie het Thomas denken. ‘Goed’, zegt hij, ‘ik wil het vierde hoofdstuk op 16 januari in mijn mailbox. Na het weekend drinken we weer koffie, en dan stuur je mij op 23 januari de laatste versie van dat eerste deel. En dan gaan we eens kijken wat we daarmee kunnen doen.’

O, o. Het lijkt wel echt... Echt goed!!!

Meer, méér...