vrijdag 31 oktober 2008

Gevonden: schrijvershol

1 stok(ken) achter de deur

Er rennen twee kleermakers door de redactie. De één met een rek vol maatpakken, de ander met bier en bitterballen. Uit de speakers klinkt Joanna du geile Sau, Een Bossie Rooie Rozen en Leve de Lol. Collega Joost zingt vals mee, Paul geeft zichzelf een staande ovatie. Het is vrijdagavond halfzeven op Singel 468, en de mannetjes van Quote worden klaargestoomd voor het Quote 500 feest van komende woensdag.

Ah, Quote.

Wat ga ik het blaadje missen. Nog precies één week en dan valt het doek voor mij. Tijdelijk, dat wel, maar toch. Daarna: een gat. Een zwart, gapend gat, monsterachtig dichtbij. De angst knijpt bij vlagen mijn keel dicht. Onzin. Geen greintje twijfel te bespeuren, daarvoor is het toch te laat. Alea iacta est en ik kan alleen maar gillen dat ik er zin in heb. De zin is groter dan de onzin, het verlangen naar een knipperende cursor prangender dan naar knettergekke collega's.

En toch ga ik die collega's verschrikkelijk missen. Daarom ben ik de laatste weken op zoek geweest naar een werkplek. Dat heeft Paul Sebes mij aangeraden (niet persoonlijk, ik ken de beste man niet). Kwestie van een kantooratmosfeertje te creëren, want te veel rust in je hoofd is funest voor een debutant. Discipline, mensen, discipline!

Nou ja, ik ben een deadlinedoos, dus daar zal het niet aan liggen. Ik wil een werkplek opdat ik niet tot de noen in mijn verslavende kamerjas van Ikea Family ronddwaal, met Tell Sell op tv en een doldraaiende wasmachine binnen handbereik. Dat, én ik wil mensen tegen wie ik heel lang kan lullen.

Gezocht: schrijftafel temidden van andere schrijftafels.

Gisteren was ik op bezoek bij Studio Kamer 201 aan de Keizersgracht. Een via-via tip, zo gaat dat. Meteen bingo! Een m/v of acht, lekker bezig aan ruwe tafels, keukentje met een Nespresso-apparaat - en dit alles verpakt in een schitterend pand: het Astoria, ode aan de Jugendstil. Ik doe het, dacht ik.

Maar vandaag gooide een ongeplande ontwikkeling alles overhoop. Collega Jacques - dol op die jongen - gaf mij een mobiel nummer dat mij zou leiden naar twee verdiepingen Vrije Werkplekken, aan de lelijke kant van het Singel. Ik belde, mocht meteen komen kijken. Al bij de voordeur moest ik slikken: die was behoorlijk afgebladderd. Het gebouwtje: oud, stervend. Trappen: zo steil dat ik er met mijn ingebeelde hoogtevrees van af dreigde te vallen. Mijn spieren waren spastisch toen ik de kamers bereikte: weinig licht, aftands vertrek, tafels van twijfelachtig allooi. Spuug- en spuuglelijk.

En toch vrees ik dat ik ervoor ga. Om de prijs hoef ik het niet te laten: 180 euro per maand, inclusief btw (wat is dat?) en internet. (Een stuk schappelijker dan het hippe kantoorconcept Spaces aan de Herengracht. De website liegt voor dat een werkplek de zzp'er 250 tot 300 euro per maand kost. In realiteit gaat het om 350 euro per maand - voor drie dagen. Exclusief. Ka-tching, no thank you.)

Maar het belangrijkste: de mensen aan dat smerige Singelpand. Die zijn stuk voor stuk hartstikke raar! Dus klikt het tussen ons. Heerlijk.

Lieve lezers, jawel, er is weer een stap gezet richting een Boek op de Plank: ik heb mezelf een schrijvershol gevonden. Laat het huurcontract maar komen! Ik ga ervoor.
Meer, méér...

zondag 19 oktober 2008

De dichtersader

0 stok(ken) achter de deur

In mijn agenda bevlekte ik de crèmekleur van 18 september 2008 met het volgende actiepunt: “Laren 15u AH / Zevenend 2 / parkeren op markt.” Daar moest ik heen voor een artikel over de supermarktbranche. De redactieporsche was die dag helaas al bezet; ik was aangewezen op de gewonemensentrein richting Hilversum.

Goedgestemd was ik - dat weet ik nog goed. De supermarktbranche vind ik, ondanks de saaiheid van het woord, bijzonder intrigerend. Mijn eerste grote artikel, dat ik drie jaar geleden als student journalistiek schreef, ging over supermarkten. Er volgden er meer, en altijd schreef ik die verhalen met plezier.

Maar dat was niet de reden voor mijn zonnige humeur. Die achttiende september was ik in mijn hoofd bezig met andere dingen. Dat blijkt uit een stukje dat ik zojuist in mijn Notitieblok # 3 (08/04/’08 – 03/09/’08) vond, gedateerd: 18-09-2008. Nee, er komt geen supermarkt in voor.

Hij raadde het me af. Standaard, steevast. In 2000, in 2001, in 2002. Emily, zei hij, trap er niet in. Doe het nou niet. Het is niet goéd voor je. Hij was mijn tutor Frans en hij schreef gedichten. De journalistiek, zei hij toen ik mijn toekomstplannen voorzichtig met hem deelde, smoort alle creativiteit. Ik componeerde destijds onbenullige verhaaltjes in het Engels; hij vond onbenullige verhaaltjes veelbetekenender dan hoogdravende journalistieke artikelen, hoewel ik volgens hem in het Nederlands moest schrijven. Toch ging ik de journalistiek in. En zonder de journalistiek was ik hier nooit gekomen. Wat ik met ‘hier’ bedoel, dat weet ik trouwens niet. De ietwat scherpe pen? De hang naar perfectie? De kick van deadlines, misschien, of de kick van gelezen te worden?

Dat is alles. Voordat ik een pointe kon bedenken, werd de halte Hilversum aangekondigd, waar een witte DAF 66 uit 1974 - met daarin een mij inmiddels dierbare supermarktdeskundige - me stond op te wachten. Prompt vergat ik alles buiten de wereld van supermarkten, deskundigen en dafjes.

Gek eigenlijk. De trip naar de Albert Heijn in Laren vond een week vóór mijn gesprek met fondsredacteur Thomas plaats, een week vóór mijn plannen ook maar enige concrete vorm hadden aangenomen. Maar daar in de trein naar Hilversum was ik blijkbaar nog steeds de e-mail van Thomas aan het verwerken, die mij op 9 september, schijnbaar nonchalant, de vraag stelde of ik de dichtersader nog weleens voelde kloppen. En die ene vraag zette alles op z'n kop.
Meer, méér...

vrijdag 17 oktober 2008

Waar gáát het over?

1 stok(ken) achter de deur

‘Tja, ik zou het niet doen.’ Thomas, mijn doorgaans zo nuchtere man bij De Bezige Bij, toonde zich gisteren van zijn bijgelovige kant. Of ik mijn verhaallijn met iedereen mocht delen, had ik hem gevraagd. Niet dus. Te veel openheid, vreest Thomas, komt mijn grote boekproject niet ten goede. Meer nog: ervaring heeft hem geleerd dat praten met jan en alleman leidt tot uitstel van publicatie. ‘Dan is het magische eraf… Maar ja, dat ben ik.’

Dat is hij. Ik ben het, gelukkig of helaas, niet. Onlangs in de sportschool vroeg de fitnessjongen – hij lijkt me een Barry – wat voor werk ik deed. ‘Ik ben journalist’, pufte ik, ‘maar ik ga er straks even tussenuit.’ En ja hoor, daar kwam Barry's tweede vraag: ‘Wat ga je doen dan?’ Ik trok drie keer hard aan de gekortwiekte roeispaan – 34 slagen per minuut! – en kreunde: ‘Een roman... Ik ga een roman schrijven.’

Uiteraard wist Barry meteen een derde vraag te formuleren – dezelfde vraag die ik de afgelopen weken tot vervelens toe heb mogen horen: ‘Waar gaat het over?’ Dat is blijkbaar een zeer eenvoudige vraag, want als ik niet ogenblikkelijk antwoord geef, krijg ik gelijk een getergde bijvraag te verwerken: ‘Of mag ik dat niet weten misschien?’ Jawel, zeg ik dan, natuurlijk mag je het weten. Dat is dan de schaduwzijde van openheid.

Want waar gáát het eigenlijk over? Ik ruil mijn salaris in voor onzekerheid omdat ik er zo op gebrand ben een roman te schrijven. Dat is het stomste wat je kunt doen, concludeer ik uit de recent verschenen bestseller van schrijversmakelaar Paul Sebes. Wat elke beginnende schrijver moet weten, is waarom hij het in godsnaam in zijn hoofd heeft gehaald nóg een boek op de reeds zo gevulde plank te krijgen.

En dat wist ik niet toen ik besloot mijn hoofdredacteur te confronteren met mijn dilemma (doen of niet doen). Ik wist het nog steeds niet toen ik het vakje van 7 november in mijn agenda vulde met LAATSTE DAG QUOTE. Ik wist het ook nog niet toen Barry mij ondervroeg. Balen was dat.

Maar nu weet ik het wel. Gelooft u het of niet: enkele avonden terug klopte een plot bij me aan. Kom binnen, zei ik, wil je koffie? Hij wilde decaf, het was al laat. Hij kreeg decaf. En ik kreeg een plot. Mijn roman komt er. Ja, dat is nogal eens hoge verwachtingen scheppen!

Nu wilt u natuurlijk weten: ‘En waar gáát die roman dan over?’ Wees gerust, dat zal ik u gaandeweg onthullen. Maar niet nu. Nu moet ik een interview met een geknakte topman uitwerken.

Die komt ook in mijn plot voor, trouwens. Niet erg prominent edoch. Hij krijgt een bijrol, hij wordt de vader van de jongeman om wie het draait.

Een naam heeft die jongeman nog niet. Maar hij heeft bruin haar - donkerbruin. Met te veel gel erin.
Meer, méér...

woensdag 8 oktober 2008

Persoonlijk dramaatje

2 stok(ken) achter de deur

Wie ‘impulsiviteit’ googlet, kan kiezen uit 26.700 links, waarvan de eerste naar ADHD verwijst en de laatste naar autisme. Verder valt volop te genieten van stoornissen als borderline, anorexia en depressie.

Dit verontrust mij. Ik, toonbeeld van impulsiviteit, laat mij al – mwah, wat zal het zijn – mijn hele leven lang dirigeren door wilde en minder wilde ideeën. Een beetje zoals Pirandello’s personages dienen die zichzelf aan.

En of ik het nou wil of niet, mijn impulsieve zelf zorgt ervoor dat die ideeën prompt worden omgezet in daden, nog voordat ze zich goed en wel in mijn brein hebben verankerd. Maar dat hoeft niet per se negatief te zijn, zo werd mij de afgelopen weken verzekerd, want je krijgt meer spijt van de dingen die je niét doet dan van de dingen die je wél doet.

Neem deze website. Hij ziet er dan wel niet uit (en ik hou niet eens van zuurstokken), maar ik ben er blij mee. Misschien omdat ik er nauwelijks over heb nagedacht. Het voornemen was nog niet gevormd of ik had al een Blogger-account aangemaakt. Binnen de tien minuten had ik boekinuitvoering.blogspot.com alweer verwijderd, want een betere naam klopte aan. Hup, aanmaken die hap, acceptabel fotootje erbij, eerste column erop – en voordat mijn profiel het daglicht kon verdragen, lag er een mail van ondergetekende bij een handjevol collega’s, ex-collega’s en vrienden.

Ai. Dát had ik misschien niet mogen doen. Heel erg bijzonder is deze website (nog) niet. Hij hoort ook nog helemaal niet online te staan. En toch staat ie online. Omdat ik impulsief ben.

Vandaar dat ik ging googlen. Ziek ben ik, concludeerde ik uit de websites die zich aan me openbaarden, vreselijk ziek. Dat verontrust mij, zeker nu ik steeds meer besef dat ik vanaf 1 december tegen een stoot moet kunnen – mijn eigen kredietcrisis komt eraan.

Gelukkig laat Google het woord aan de god der chemische oplossingen: via een gesponsorde koppeling vertelt Janssen-Cilag mij dat ik beter word van methylfenidaat of dexamfetamine. Zelfs met tricyclische antidepressiva, atomoxetine of nortriptyline komt het goed met mij.

Maar ach, wil ik dat wel? Een persoonlijk dramaatje zou mij, als veel te gelukkige auteur, niet slecht staan.
Meer, méér...

maandag 6 oktober 2008

Niet meer nadenken

0 stok(ken) achter de deur

Complimenten zijn er, naar goed Latijns gebruik, om de medemens te vullen. Waarmee, dat is me een raadsel. Met warmte, waarschijnlijk. ‘Stoer, Lili’, mailde een collega. ‘Fantastisch dat je dit gaat doen’, schreef een ander.

‘Top.

Wauw.’
‘Leuk joh!’
‘Gefeliciteerd!’
‘Wat cool voor je! ‘

Lief, toch? Beangstigend, vooral.

Ik had het natuurlijk kunnen raden. Dertien dagen na mijn naar geroosterde eend geurende gesprek met de uitgever – in Nam Kee, Zeedijk 11 – maakt het blije gestuiter in mijn hoofd plaats voor motten in mijn buik. Ik heb het gedaan. Wat heb ik gedáán?

‘Lieve collegaatjes’, zo begon de e-mail die ik vandaag om 15:31 naar mijn ambtgenoten stuurde. En toen: de feiten. Dat ik altijd al een roman wilde schrijven. Dat het De Bezige Bij benieuwt of ik er wat van bak. Dat Quote instemt mij drie maanden los te laten, zodat ik naarstig kan gaan bakken. ‘Officieel ben ik er vanaf 1 december even niet meer; in de praktijk zit ik al vanaf 10 november achter de schrijftafel.’ Ik eindigde met een kus van Emelette – nee, bijnamen kies je niet – en drukte op Send.

Ik kan beweren dat ik toen rustig verder ging met mijn werk. Dat doe ik niet, want ik wachtte. Onderlipbijtend wachtte ik.

Vervolgens stroomden ze binnen, de complimenten. En pas toen – toen pas! – besefte ik dat het echt was.

Faalangst vulde mij. Wat een rotwoord is me dat. Faaaaaal (langgerekt, ijskoud), angst (doffe mokerslag, einde verhaal). Het neigt naar een onomatopee. Ik hou niet van onomatopeeën.

‘Poppemieke’, zuchtte mijn oma nadat ik mijn plannen met haar had gedeeld, ‘denk toch ná!’ Toen had ze nog een punt; nu niet meer. De tijd van nadenken is voorbij. Nadenken is stom.
Meer, méér...