zondag 19 oktober 2008

De dichtersader

In mijn agenda bevlekte ik de crèmekleur van 18 september 2008 met het volgende actiepunt: “Laren 15u AH / Zevenend 2 / parkeren op markt.” Daar moest ik heen voor een artikel over de supermarktbranche. De redactieporsche was die dag helaas al bezet; ik was aangewezen op de gewonemensentrein richting Hilversum.

Goedgestemd was ik - dat weet ik nog goed. De supermarktbranche vind ik, ondanks de saaiheid van het woord, bijzonder intrigerend. Mijn eerste grote artikel, dat ik drie jaar geleden als student journalistiek schreef, ging over supermarkten. Er volgden er meer, en altijd schreef ik die verhalen met plezier.

Maar dat was niet de reden voor mijn zonnige humeur. Die achttiende september was ik in mijn hoofd bezig met andere dingen. Dat blijkt uit een stukje dat ik zojuist in mijn Notitieblok # 3 (08/04/’08 – 03/09/’08) vond, gedateerd: 18-09-2008. Nee, er komt geen supermarkt in voor.

Hij raadde het me af. Standaard, steevast. In 2000, in 2001, in 2002. Emily, zei hij, trap er niet in. Doe het nou niet. Het is niet goéd voor je. Hij was mijn tutor Frans en hij schreef gedichten. De journalistiek, zei hij toen ik mijn toekomstplannen voorzichtig met hem deelde, smoort alle creativiteit. Ik componeerde destijds onbenullige verhaaltjes in het Engels; hij vond onbenullige verhaaltjes veelbetekenender dan hoogdravende journalistieke artikelen, hoewel ik volgens hem in het Nederlands moest schrijven. Toch ging ik de journalistiek in. En zonder de journalistiek was ik hier nooit gekomen. Wat ik met ‘hier’ bedoel, dat weet ik trouwens niet. De ietwat scherpe pen? De hang naar perfectie? De kick van deadlines, misschien, of de kick van gelezen te worden?

Dat is alles. Voordat ik een pointe kon bedenken, werd de halte Hilversum aangekondigd, waar een witte DAF 66 uit 1974 - met daarin een mij inmiddels dierbare supermarktdeskundige - me stond op te wachten. Prompt vergat ik alles buiten de wereld van supermarkten, deskundigen en dafjes.

Gek eigenlijk. De trip naar de Albert Heijn in Laren vond een week vóór mijn gesprek met fondsredacteur Thomas plaats, een week vóór mijn plannen ook maar enige concrete vorm hadden aangenomen. Maar daar in de trein naar Hilversum was ik blijkbaar nog steeds de e-mail van Thomas aan het verwerken, die mij op 9 september, schijnbaar nonchalant, de vraag stelde of ik de dichtersader nog weleens voelde kloppen. En die ene vraag zette alles op z'n kop.

Geen opmerkingen: