Ik droomde dat ik met een vriendin zat te lunchen bij Brasserie Keyzer. Fijn was dat, tot ik besefte dat Keyzer ook op het lunchlijstje stond bij uitgevers van diverse pluimage. Genot sloeg om in gruwel. Elk moment kon een Bezige Bij binnenkomen die recht naar me toe zou benen. Vijf woorden zou hij tot me richten: ‘Is je boek al af?’ Geen ah-wie-zullen-we-daar-hebben, geen pot om rond te draaien; slechts een Frankenstein-lach in plaats van een vraagteken.
Een nare droom. Zeker omdat het geen droom betrof – geen echte althans. Mijn brein was klaarwakker toen het mijn gedachten ongevraagd bijeen boetseerde om bovenstaande scène te bakken. Ik lag gewoon in bed op een woensdagochtend, en zette een mentaal luikje open, ergens rechts van het midden.
Een dagdroom als deze confronteert me met een waarschijnlijk zeer ongegronde schrik: ik vind uitgevers steeds enger. ‘We willen dat dit je huis wordt’, vertrouwde een goedbedoelende Bij me niet zo lang geleden toe. ‘Je moet je hier thuis voelen, je moet hier graag komen.’
Tevergeefs. Ik word nerveus van de trap die zoveel verlichte voeten heeft gekend, van de kamertjes die zoveel wijze romans herbergen. Wanneer ik de Van Miereveldstraat nummer 1 betreed – wat ik tot dusver slechts een keer of drie aandurfde – kraakt het aan alle kanten. Onder de druk van al die beloftes staat het pand op het punt het te begeven.
In mijn hoofd dan.
Dat hoofd van mij verwachtte blijkbaar een ander soort uitgeverij. Eentje zoals journaliste Frédérique Deghelt beschrijft in haar roman La Grand-mère de Jade. ‘Les éditions En lieu sûr’, heet deze wel zeer fictieve uitgeverij. Oprichter Albert Couvin vult zijn website met allerlei romantische verklaringen. De mooiste: ‘Mijn passie om u te lezen, en om te dromen dat zich een schrijver schuilhoudt in de broze envelop die uw teksten bevat, dat is de enige garantie die ik u kan geven.’
Ik weet niet wat ik verwachtte toen ik Thomas officieel ‘mijn’ redacteur mocht noemen. Dat hij Albert Couvin zou heten en mij bij het handje zou nemen? Dat hij, zoals soms met Grote Schrijvers gebeurt, elke dag bezorgd zou bellen om te informeren naar mijn schrijf- en denkgedrag? Dat hij mij, kortom, het gevoel zou geven dat ik belangrijk was – belangrijk genoeg om met dat gevoel gezegend te worden? Nee, meisje. Schrijven doe je alleen. Je weet toch dat je clichés dient te gehoorzamen.
Nu gaat het goed. Ik lag er twee weken uit – eerst een emotioneel griepje gevolgd door de fysieke variant – maar het gaat goed. Alleen krijg ik zo’n hekel aan die vijf woorden. Is je boek al af? Alsof ik hardleers ben, alsof ik pertinent weiger dat boek af te maken. Het cynisme drupt ervan af. Je kan net zo goed keihard tegen m’n schouder aan knallen en me vervolgens een blik vol haat toewerpen. Ik kan er niet zo goed tegen, nee.
Het boek is nog niet af. Maar het gaat goed, dank je wel. Het gaat goed, en vooruit.
woensdag 30 september 2009
‘Is je boek al af?’
Geschreven door
Emily Gordts
om
10:36
Categorie
het grote boekproject
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
3 opmerkingen:
skippy zegt: als ik kan afstuderen, dan kan jij een scriptie schrijven.
x
We zouden een reeks van zulke enge vragen kunnen opstellen. "Ben je al zwanger?" is er ook een...
@Frans Goed idee!
Voor DSB'ers (en andere ex-bankiers): "Heb je al een nieuwe baan?"
Voor ouders van een gekidnapt kind: "Hebben ze hem al teruggevonden?"
Voor auteurs die bestsellers haten (die zijn er ): "Heb je de Millenium-trilogie al gelezen?"
Een reactie posten