maandag 7 september 2009

Hyper en blij

“Kijk”, fluisterde ik tegen mijn vriend, “kijk dan!”

Gisteren was ik een wetenschapper in een documentaire, en ik had zojuist een leeuwin gespot. Wat een toevalstreffer! Een leeuwin! Ik had niet eens aan deze mogelijkheid gedácht. Maar mijn leeuwin, hoe zeldzaam ook, was niets waard zonder de blik van de cameraman.

“Wat”, vroeg hij, “waar?”

Te luid, hij was te luid! Stil nou. Straks kijkt ze op en verdwijnt ze – poef! – als in een droom.

“Ik ga niet wijzen, maar dáár!”

Hij volgde de pijltjes van mijn ogen en begon te glimmen.

Mijn leeuwin was een lief ogend mevrouwtje met donkergrijze haren. Ze zat in haar eentje aan een picknicktafel, verzonken in de brochure van Thomas Rap.

Ene Emily Gordts op pagina vier lachte haar een tikje te enthousiast toe. Wat zou het mevrouwtje daarvan denken? En dat Spannende Knoopje, hmm, daar was ze vast niet van gediend.

Ze sloeg de bladzijde om. Ik hield mijn adem in. Nu keek ze naar een papieren versie van mijn weblog. Las ze door?

“O god”, fluisterde ik, “ze leest door.”

Heel pagina zes ploegde ze door, en toen pagina zeven. Nu leest ze die grap over ‘(F)art’, wist ik. Nu verwerken haar hersenen de titels die mijn vader voorstelde. ‘Dan Brown meets Suske en Wiske’, ik wist precies waar die zin stond.

“Ga naar haar toe. Hup! Da’s hartstikke leuk.”

Briljant idee. Enigzins treuzelend verliet ik de rij van de Espressofabriek, het barretje tegenover de hoofdingang van boekenbeurs Manuscripta. Ik ging niet recht op haar af – leeuwinnen zijn snel afgeschrikt – maar maakte eerst een halve cirkel om haar heen.

“Excuseert u mij, maar mag ik vragen wat u ervan vindt?”

Ze keek op. Haar gezicht verried een wonderschoon karakter: dit mevrouwtje van een jaar of zeventig was zonder twijfel een gelukkig mens. In harmonie, dat was ze. Alsof ze al maanden reikhalzend uitkeek naar deze chaotische boekenbeurs, en nu in- en intevreden was dat ze ook ditmaal weer van de partij mocht zijn.

“O, bent u van de uitgeverij?” vroeg ze. Ze sloeg de brochure dicht en wees op de cover. “Ik vind Thomas Rap werkelijk gewéldig.”

“Nee”, lachte ik, “nee, ik ben...” – ik opende haar brochure op pagina vier – “... dit. Ik bedoel, dat ben ik.”

Het duurde even voor het tot haar doordrong. Toen begon ze te lachen.

“O! Ach! Dat is bijzonder. Wat leuk! Gefeliciteerd, gefeliciteerd!”

Ze deed me denken aan mijn oma. Ik had de neiging haar te knuffelen.

“Maar wat vindt u ervan”, sprong mijn vriend me bij, “daar zijn we ontzettend benieuwd naar.”

“Nou”, zei het mevrouwtje, “ik vroeg me af: hoe weet u dat allemaal?”

Ze tikte met een gerimpelde vinger op pagina vijf. Daarmee doelde ze op de korte inhoud van het boek, geschreven toen de focus van het verhaal nog al te zeer op de kunstwereld lag. Ik vertelde over mijn ouders, allebei kunstadviseur, en over mijn opa, die op zijn doodskaartje per se het woord ‘industrieel’ wilde hebben, terwijl hij vooral gezien werd als kunstverzamelaar.

“In mijn tijd”, zei het mevrouwtje, “ging het er allemaal anders aan toe.”

“Ik vind het een nogal hypocriete wereld tegenwoordig...”

“Ach. Is de hele wereld niet hypocriet?”

“Jazeker”, zei ik. “Dié wereld bijvoorbeeld ook.”

Ik knikte naar de ingang van Manuscripta, waar bezoekers af en aan liepen met plastic tasjes, de logo’s van de uitgeverijen vol in het zicht. Thomas, die binnen stond, had me net verteld dat een verrassend hoog percentage slechts langskwam om gratis boekenleggers te scoren.

“O ja”, lachte het mevrouwtje, “die wereld zeker!”

Ik bedankte haar voor het babbeltje, wenste haar nog een fijne dag, en liep verder, hyper en blij.

Later vroeg ik me af wie zij eigenlijk was. Ik had haar moeten vertellen over de zojuist verschenen biografie van Thomas Rap (1933-1999). Misschien kende ze hem persoonlijk. Misschien was ze verliefd op hem, lang geleden! Immers: zij was mijn leeuwin, en hij was ooit een leeuw. Twee mooie wezens. Met glanzende manen.

Geen opmerkingen: