Zoals vanouds ging de wekker vandaag veel te vroeg. ‘Ooorghhh’, kermde ik, ‘ik heb diep geslápen…’ De man met wie ik mijn bed gaarne deel, ketste terug: ‘En je hebt heel veel gedroomd, ja.’ Het klonk een beetje bozig. Ik schijn soms luidop te praten; daar houden bedgenoten doorgaans niet van. Ik daarentegen word vrolijk van elke praatmelding, en vraag dan altijd opgewekt: ‘O ja? In welke taal?’ ‘In het Nederlands’, mompelde hij. En met Nederlands bedoelt hij Hollands – anders zegt hij gegarandeerd: ‘In ‘t Vlaams.’ ‘I amma so gratefulla’, klonk het weer.
Ik droom dus in het Hollands. Dat verbaast me niet meer: in Oxford droomde ik in het Engels, à Paris was het Frans, nel bel paese Italiaans. Als ik op vakantie ben met mijn moeder, die dan ab-so-lu-ment in het Frans wil converseren, droom ik en français (zo vertelt zij mij ‘s anderendaags met trots in haar stem).
Waarom ik deze bedgeheimen met u deel? Omdat ze mij deden denken aan JP. Diens internationale leventje zorgt ervoor dat hij continu andere talen om zich heen hoort. Zo gaat dat immers in het hippe kunstwereldje. En omdat het boek is geschreven vanuit zijn perspectief, wil ik niet aan de talen tornen. Doet hij immers ook niet, in zijn hoofd.
Sowieso heb ik een grondige hekel aan romans met zinnen die in het Engels beginnen om vervolgens af te zakken naar het Nederlands. Zo van: ‘Sure, I can fix that for you. Bel mij zondag even.’ Alsof de uitgever bang is dat zijn domme lezertjes geen idéé zullen hebben wat ‘give me a call me on Sunday’ betekent. Ik ga daarvan steigeren, echt waar. Blijf van de taal af, denk ik dan.
Dus ik waarschuw u: in mijn roman wemelt het van de vreemde talen. Mijns inziens kan dat makkelijk. JP spreekt goed Engels, maar verder niets. Dus als één of andere ober het menu in het Italiaans gaat opdreunen, dan snapt JP daar even weinig van als de lezer. (En als die lezer dat toevallig wel snapt, nou, boft hij even!) Een voorproefje:
I amma colda anda hungrya, dacht hij, anda I wanta alcohol. Op dat moment brak het applaus los en snelden knipschaarobers met flessen wijn naar voren. Eindelijk, dacht hij, nu zijn we sapdrinkenderwijs goed bezig.
Ze werden geacht, zo leidde hij af uit de gebaren van hun ober, elk gerecht te besprenkelen met vers truffelschaafsel. Kinderlijke vervoering alom; iedereen greep naar het plastic zakje dat klaar lag op het bord. Het aardappelmesje werd eraf gerukt; uit elk zakje kwam een prachtige witte truffel tevoorschijn, groot als een stuiterbal. Knisperknasperknuistje, wat vind ik in mijn vuistje?
‘L’antipasto sarà un carpaccio di Angus irlandese e tartufo’, dreunde de ober op. ‘Poi serviamo un risotto con burro e parmigiano… e tartufo.’ Hij glimlachte om zijn eigen theatrale pauze; het oude besje riep dat ze het originalissimo vond. ‘Poi: un rondò al rosso d’uovo… e tartufo!’
De ober maakte een buiginkje; het besje klapte. Zijn jasje viel op de grond. Toen hij bukte om het op te rapen, miste hij de voorspelling van het toetje. Hopelijk geen truffel; hij was er nu al klaar mee.
Wat boeit het dat u niet weet wat een rondò is? Ik weet het ook niet, en JP zeker niet. Dat is juist zo typisch aan reizen: je weet de helft van de tijd niet wat je ergens van moet denken. Schrijfgidsen hebben het toch altijd over ‘couleur locale’? Waarom dit soort bonte kleuren in romans steevast wordt weggegumd, ontgaat mij volledig.
Misschien heeft het te maken met vroeger, toen nog weinig mensen een tweede taal spraken. Maar nu zijn we niet vroeger, nu zijn we nú. Dus bij deze: fasten your seatbelts, it’s going to be a bumpy read!
donderdag 18 december 2008
This title is written in English
Geschreven door
Emily Gordts
om
12:57
Categorie
het grote boekproject
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten