...staarden mij aan. Campert de Kat beloerde me alsof ik een oneetbaar vogeltje was. Een dood vogeltje bovendien: totaal oninteressant. Hij keek en keek, en toen opende hij zijn lange lippen en zei...
-----
Gisteravond was ik op de zomerborrel van De Bezige Bij. Op de uitnodiging stond dat deze borrel bedoeld was “voor auteurs, vrienden en relaties van onze uitgeverij”. Die acht woorden alleen al deden me trillen van voorpret.
Het begon goed: bij de achterdeur van de Van Miereveldstraat 1 botste ik meteen op Thomas. Dat was fijn, want de tuin stond vol mensen van wie ik er met moeite twee herkende. “Dag mijn redacteur”, zei ik flink. “Dag mijn auteur”, antwoordde Thomas. Hij gaf me een knuffel.
Vervolgens stelde hij mij voor aan zijn gesprekspartner: Philip Huff, één van de jongste rondzoemende Bijtjes (24). Met zijn blauwe ogen en assertieve vocabulaire bleek Huff erg goed gezelschap. Onthoud die naam: zijn debuutroman verschijnt in oktober. Schrijft hij net zo goed als hij praat, dan heb ik er alle vertrouwen in. Hij trouwens ook.
Na Huff praatte ik nog met twee soorten mensen, te definiëren als “De Bezige Bij/Cargo/Thomas Rap” of als “auteur”. Achteraf viel het me op dat de eerste soort de leukste was. By far! Wie een titel op zijn naam heeft staan – of, god forbid, meerdere titels – maakt blijkbaar grote kans op een eeuwig lidmaatschap van de Vereeniging der Arrogante Menschen.
De hardste les leerde ik na een interventie van Hans. “Ik ga jou voorstellen aan een paar belangrijke mensen”, zei hij. “Te beginnen met Francien, hoofd public relations. Die moet je ontmoeten.” Hij nam me bij de arm. Gedwee liet ik me wegvoeren.
Maar toen ik zag waar Hans me heen bracht, stokte ik even.
We baanden ons met veel te grote snelheid een weg naar de hoek waar de Grote Bijen aan het converseren waren. In een cocon onder een parasol: Remco Campert, Rudi Fuchs en Harry Mulisch.
Nee, dacht ik, nee! Ik bewonder hen zo, ik maak er geheid een zootje van, ik wil niet, ik wil niet.
Maar Hans hoorde mijn gedachten niet.
“Dit”, zei hij tegen Francien, zo luid dat zelfs Mulisch met zijn beide hoorapparaten het kon horen, “dit is nou Emily Gordts, dé debutante van Thomas Rap dit najaar.” Ja, fijn hoor, Hans, erg fijn, dank je wel.
Ik moest handjes schudden.
“Remco Campert”, zei Remco Campert.
“Rudi Fuchs”, zei Rudi Fuchs.
“Harry Mulisch”, zei Harry Mulisch.
“Emily Gordts”, zei Emily Gordts.
“Wie?” zei Rudi Fuchs.
Toen snelde Francien, een superlieve dame met wie ik graag wat langer had gebabbeld, me te hulp. Maar ze moest weg. Na circa honderd seconden al. “Ga maar zitten, joh”, zei ze, toen ze zag dat Hans druk in gesprek was met iemand anders. Ze wees naar de stoel tegenover Remco Campert. Ik aarzelde. “Ga toch lekker zitten!”
Ze verdween. Ik ging zitten. Mijn hart bonkte in mijn keel – ik vond dit niets. Echt helemaal niets.
Wat moest ik zeggen? Toch niet hoe geweldig ik hen vond? Komaan, dat kón niet. Toen bedacht ik dat ik Rudi Fuchs ooit ontmoet had. Vijftien jaar geleden, in Venetië, op een vaporetto. Dat was toch een beetje leuk?
Ik begon. Het woord ‘vaporetto’ was door de zenuwen verdampt. “Op een boot”, zei ik. Het klonk niet bepaald intellectueel. “Mijn vader herkende u”, zei ik nog, “en schudde u de hand.” Wie mijn vader dan wel was? Ik wist het nauwelijks meer. Ik zei iets, en nog iets.
Het was verschrikkelijk.
Rudi Fuchs zweeg.
Iedereen zweeg.
“Eh”, zei ik tegen de dichtstbijzijnde sterauteur, “jullie zijn hier al een tijdje, hè.”
Dat was waar: ze zaten er al vanaf het begin. Een halfuur eerder had ik gezien hoe er eentje bijna door zijn stoel was gezakt.
Remco Campert zuchtte, en zocht oogcontact met me. Dat ging bijzonder moeizaam. Wat is die man oud, dacht ik. En hij lijkt écht op een kat.
“Ja”, zei Remco Campert, “we zijn hier al zeker tachtig jaar.”
Grappig, moest je hem horen! Tachtig jaar! Ik lachte geforceerd.
Het was weer stil.
“Vindt u het dan nog wel een beetje leuk?” probeerde ik.
De bloeddoorlopen ogen van Remco Campert staarden mij aan. Campert de Kat beloerde me alsof ik een oneetbaar vogeltje was. Een dood vogeltje bovendien; totaal oninteressant. Hij keek en keek, en toen opende hij zijn lange lippen en zei: “Wat een dómme vraag.”
Wat een domme vraag.
Ik grijnsde zenuwachtig. Niet eerlijk, dacht ik, helemaal niet eerlijk! Zo dom was die vraag toch niet? Als dit je tigste borrel is, vind je er dan nog wel wat aan? Met al die mensen om je heen die je willen verwennen, terwijl jij ze vooral wilt verwerpen... Da’s misschien de eerste veertig jaar nog leuk, maar daarna?
Ik probeerde me nog te verdedigen. Halfhartig, uiteraard, want ik besefte dat het al te laat was. Remco Campert negeerde me volkomen. Rudi Fuchs ook.
Ik hield het nog een halve minuut uit.
“Ik ga maar weer”, zei ik, “aangenaam kennis te maken. Dág.”
Toen ik bibberend bij Thomas was aanbeland – het huilen stond me zeer na – gebeurde er iets geks. Hij moest keihard lachen. Ook Suzanne Holtzer, hoofdredacteur van De Bezige Bij, vond het prachtig. “Goed gedaan!” riepen ze allebei. “Geweldig!”
Ik begreep er niets van.
Vervolgens richtte Suzanne zich naar Tommy Wieringa en vroeg hem of hij mijn vraag nou ook zo dom vond. Hij draaide zijn rug ostentatief naar me toe en plukte heel langzaam een stukje boom uit Suzanne’s zwarte krullen. “Mwah”, zei Tommy Wieringa tegen Suzanne, “ik vind het behoorlijk dom, ja.”
-----
Over een paar jaar weet ik misschien zélf hoe dom mijn opmerking was. Maar mijn god, als ik ooit even grof en vooringenomen dreig te worden, willen jullie dan alsjeblieft iets voor me doen? Hou me stevig beet en schreeuw in mijn gezicht: “Remco Campert, Emily, Remco Campert!”
vrijdag 26 juni 2009
De bloeddoorlopen ogen van Remco Campert…
Geschreven door
Emily Gordts
om
15:24
Categorie
het grote boekproject
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
5 opmerkingen:
Haha, Emily tussen de Grote Bijen die bijna door hun stoel zakken door het overgewicht van hun ego. Het levert in ieder geval een fraai blogbericht op.
Je gaat je dat toch niet aantrekken. Dat is pure arrogantie, zat gekloot van enkele smeerlappen om jou te laten voelen hoe geweldig intelligent zij wel kunnen overkomen. Het is het enige dat ze kunnen want ze zijn uitgedoofd en verdord. Zij zijn versleten en uitgewrongen en willen dat elke beginneling zich klein voelt en onbeholpen
Kleineren dat is hun leefregel.
Laat het vallen en denk er niet meer aan. Ze zijn het niet waard.
Veel dikke kussen
Nenene
Ik zeg: gouden materiaal voor de ontvangstspeech van je eerste Gouden Uil/Libris/AKO Literatuurprijs. En die dan vervolgens opdragen aan de heer Campert. 'Suck it, Remco!'
Grappig, hoe Wieringa partij moest kiezen en snel op het Beroemde Bootje sprong. Ik vrees dat-ie er door zijn snelheid aan de andere kant meteen weer af is gemieterd.
Hi Emily,
Om zomaar te veronderstellen dat Remco vooringenomen en grof is niet dom maar vooral vooringenomen en grof. Ik kan je nu niet stevig vast pakken en tegen je schreeuwen. Lees vooral eens een goed boek, de proza of gedichten van Remco Campert bijvoorbeeld.
Veel sterkte bij het schrijven voor je uitgever Rap.
Simon
Een reactie posten