maandag 3 november 2008

En dan nu: 'Vochtige streken', een excuus voor platheid

Dit mag dan wel een stinkend en slijmerig boek zijn, Vochtige streken doet menig mond spreken, en dat is altijd mooi. Ik had het debuut van Charlotte Roche net met relatief grote afkeer uitgelezen toen één van mijn beste vrienden langskwam. Hij zag ’t vocht (verborgen achter een pleister van blinkend beige op een matrode kaft) op tafel liggen, en zei monter: ‘O, dat gaat over smegma!’ Had hij in Hollands Diep gelezen, waar de Duitse geestesmoeder van deze ranzige roman door Marcel Möring werd uitgepoept om daarna door Roos Wouters en Heleen Mees weer opgeslokt te worden. Lekker.


Uiteraard verliet de vriend mijn huis niet met lege handen. Om 23:32 stuurde hij deze sms: ‘Ik ben pas op blz 20 en kan nu al soms niet verder lezen, zo hard moet ik lachen! :-)’ Lachen? ‘Meen je dat nou?’ antwoordde ik. ‘Jij en je rare humor! Vieze vent ben je, voilà, het is nu officieel.’ Want kom, het boek mag er bij tijd en wijle wezen, maar om er nou een slappe lach van te ontwikkelen, ik weet het niet.

Oordeel zelf: ‘Zo snel als ik kan loop ik naar het bed. Ga er met mijn rug tegenaan staan, zak door mijn knieën en laat mijn kont op het pedaal knallen. Nu zit ik er op. En wiebel weer van links naar rechts. Ik gil het uit van de pijn en hou mijn mond met beide handen dicht. Het jankt achter mijn handen. Als het nu niet lukt, weet ik het ook niet meer. Ik voel hoe het pedaal in de wond dringt. Door nog harder te drukken boor ik het er nog dieper in.’ Ja, dat is nog eens lachen!

Ondanks dit alles besloot ik vanavond voor diezelfde vriend te koken. Je moet wat als je eigen vriendje een week in Amerika zit. Ersatz en ik hadden het uitgebreid over het feit dat ik mijn appelmoes warm eet, net als alle andere Vlamingen op deze aardkloot. Daar moest hij behoorlijk van huiveren, om mij vervolgens gelijk te geven. Ja, wij Vlaminkjes hebben smaak.

Het eten vulde de maag, maar niet de avond; al snel kwamen we ­uit op ‘t vocht. ‘Ik heb al zo lang niet meer zo gelachen!’ zei Ersatz nog eens verrukt, ‘Ik dacht vaak: oh my god, wat is dit! Ik genéérde mij gewoon!’ Het moge duidelijk zijn: in Ersatz schuilt een voyeur. Voyeurs, verenigt u, en creëert een nieuw geloof! Lang leve het Rochisme, met deegflapjes, kutjesslijm en aambeibloemkolen als aanbidbare iconen!

Goed, wat de inhoud van ’t vocht met de lezer doet, is een kwestie van smaak. Rest de vraag: schept Roche literatuur? Dat het niet werd uitgegeven door Vuil en Vadsig maar door De Bezige Bij pleit vóór haar. Maar zo zwaar weegt dit argument ook weer niet: het bijtje wil ook wel eens tussen de dollartekens brommen. Terecht, zo blijkt, want ‘t vocht staat al 37 weken op de Bestseller Top-60; deze week staat ’t vocht zelfs op nummer tien. En het belooft alleen maar beter te worden. Of slechter, wat je wilt.

Dus: literatuur of niet? Een volledig misplaatste vraag, vond mijn lachgrage vriend (Ersatz klinkt een beetje mistroostig; laat ik er maar mee ophouden.) ‘Dat is zo’n oubollige discussie, echt uit de jaren zeventig of zo. Zo van: het is geen literatuur, dus dan hebben we het er niet over.’ Hij keek me uitdagend aan. ‘Het werk van Harry Mulisch behoort tot de Grote Literatuur, daar is iedereen het over eens. Nou, ik vind hem niet zo goed. Dus.’

Kortom: Vochtige streken valt voor mij in de categorie Lastige Gevallen. Enerzijds wil ik niet truttig doen. Ik kan heus tegen een beetje goorheid, ik erken heus dat die veel te keurig ogende Roche een prima pen bezit. En ja, ik bén een ietsiepietsje jaloers, want ik wil óók een debuut schrijven dat zoveel mensen doet gillen.

Anderszijds wil ik dat helemaal niet. Ik wil niet dat mensen mijn boek straks neerleggen omdat de hoofdpersoon hen doet kokhalzen. ‘Luchtbellen die zich als harde knikkers een weg banen langs mijn glibberige, warme schaamlippen’ (p. 22)? En: ‘Het voelt als plassen uit je kont. Bekend van spuitpoep of heel dunne diarree.’ (p. 88)

Moet literatuur een excuus voor platheid kunnen zijn? ‘Ik houd zijn billen uit elkaar en lik zijn kontgaatje.’ Die rare vriend van mij lacht zich rot, maar ik niet; ik heb gewoon een ander soort humor. Misschien heb ik zelfs helemaal geen humor. Dat moet dan maar.

Mijn onbevlekte oordeel: ik ben niet zo geïnteresseerd in de geur of smaak van mijn eigen smegma, laat staan in dat van een ander. Dus nee, Vochtige streken bekoort mij niet. Of, zoals Lucebert gezegd schijnt te hebben (ik lees het net in de Van Dale): ‘Zijn de lachers op je hand, maak je dan maar gauw van kant.’

Voor wie het zich afvraagt: ik lees geen recensies voordat ik zelf mijn mening op papier heb gezet.
Acht u mijn 'onbevlekte' oordelen bar weinig waard, klikt u dan vooral verder...

... naar recensies in
NRC en de Volkskrant;
... naar Kristien Hemmerechts in De Standaard;
... naar een interview in het onvolprezen Granta en in Der Spiegel;
... naar het weliswaar niet geheel betrouwbare maar toch boeiende Wikipedia, in het Engels en in het Duits;
... naar de (nogal lege) website van Charlotte Roche.

Wel terugkomen
, hè?

2 opmerkingen:

Anoniem zei

Literatuur of niet... ik kwam er niet doorheen.

Merel B. zei

Ik kreeg VS doorgeschoven (bijna als een venerische ziekte, bedenk ik me nu) van Mike (hierboven) met 't verzoek het in godsnaam in zijn plaats te recenseren & een welgemeend doch tikje cynisch "succes ermee". Ben nu op pagina 28 en ook ik heb nog niks om over te schaterlachen kunnen ontdekken tussen alle deegflapjes van mevr. Roche. Maar goed, hoop doet leven.

De links naar de andere recensies bewaar ik tot ik klaar ben met mijn eigen. Voor de uwe heb ik een uitzondering gemaakt.