donderdag 13 november 2008

Mag ik u voorstellen...

'Schrijven is als een baan voor mij, ik heb geen enkele rare gewoonte. (...) Je gaat gewoon naar je werktafel toe, en je doet het.' Aan het woord is Salman Rushdie. Schrijven is niet magisch, vindt de winnaar van The Best of the Booker Prize, schrijven is gewoon een kwestie van doen.

Ik ben het hier absoluut mee eens. Daarom heb ik ook een werkplek gehuurd – een kantoor vol zwoegende collega's smoort het dolce far niente hopelijk in de kiem. Als ik faal, dan zal het niet liggen aan nietsdoen. Want van zitten ga je niet alleen schrijven; je begínt er ook echt aan. En dat begin schrikte mij af. Ik had al een beginnetje in mijn notitieboek, een beginnetje dat ik maakte toen mijn plot op dertien oktober aanklopte. Maar ik had niets staan dat tot het A4'tje kan leiden dat de Bij binnenkort wil ontvangen.

Met de grootst mogelijke tegenzin wendde ik vanmiddag mijn blik af van het porseleinen poppengezichtje van mijn nichtje en sloeg mijn Asus Eee open. Eerst schreef ik: ROMAN. Maar ik voelde iets blokkeren vanbinnen dus drukte snel op delete, en tikte traag: CENTRALE VRAGEN. De vijf w's, lekker gestructureerd. Ik begon met wie.

Wie? ... Shit.
Ik had nog geen naam. En hoewel ik al langer besef dat ik de doop als de duivel ontwijk, drong het toen pas tot me door hoe eng ik die doop vond.

Namen maken het allemaal echt. En ik ben bang voor echt. Echt is eng. Maar goed, het moest. Klaar met dat faalangsterig gefuck.

Hoe heet ie, de jongeman die al een leeftijd (31), een (eveneens naamloze) vriendin en een allesoverheersende drang tot status heeft?

Eerst een voornaam. Die moet gewichtig klinken, want zelfs fictieve persoontjes krijgen hun voornaam van hun ouders, en zijn statusdrang heeft mijn mannetje onmiskenbaar van zijn vader. Voor die man – een nare kerel, bah – is er een verschil tussen het uitspreken van de woorden 'Piet, me zoon' of het zuinigjes prononceren van: 'Mijn zoon, Hans Pieter.'

De achternaam van zijn zoon kon de vader niet kiezen, tot beider spijt. Dat moet een banale naam worden, een naam die hen achtervolgt, die niet past bij wie ze pretenderen te zijn.

Na lang wikken en wegen – fictie schrijven blijkt toch vooral zoeken te zijn – vond ik 'm.

Toen onvond ik 'm, want de eerste lucky winner bleek een bestaande banketbakker te zijn (gespecialiseerd in Bosche Bollen nog wel). Ook de runner-up was van vlees en bloed (die had een fotoblog met als slogan: 'Het doel heiligt de middelen').

Maar uiteindelijk vond ik 'm écht.

Mag ik u voorstellen aan Jean-Pierre Jansens? Aangenaam, meneer, mevrouw... Ik ben Jean-Pierre, maar mijn vrienden noemen mij JP.

1 opmerking:

Anoniem zei

Gezien de politieke ontwikkelingen van vandaag, had ik even op Eberhart gerekend. Maar ja, ik heb alleen maar een medebepalende invloed gehad op de naamgeving van de eigen kinderen.