Ik probeer een gevoel te omschrijven, maar het lukt niet echt. Echter: het moet. Aangezien ik er zo op gespitst ben van omschrijven mijn vak te maken, moet het.
Ok, het gevoel. Hier komt het.
Ik had de hele dag gewerkt. Nou ja, gewerkt...
Eerst checkte ik mijn Quotemail, want vandaag was de deadline voor Qunst, de kunstrubriek die ik tijdens mijn verlof blijf schrijven. Slechts één van de kenners die aan Qunst meewerken, had zijn stukje afgeleverd.
Bellen. Sms’en. Mailen. Stressen.
Daarna ging ik water opzetten voor de thee. Vervolgens – ach ja, ik moest toch wachten tot het water kookte – checkte ik mijn webmail, dan mijn Gmail. (Het water kookte nog niet.) Effe Facebooken. Thee maken. En dan eindelijk schrijven, tot de lunch. Daarna begon het allemaal weer van voren af aan.
Het was dus niet bepaald een goede dag. Het was zéker niet de dag die ik voor ogen had toen ik het grote boekproject bedacht. Meer nog, zo’n utopische dag is mij nog nooit overkomen. (Het plan: onafgebroken tikken van 10u tot 19u minus 1u lunchpause. Dream on.)
Dus toen een kennis mij mailde met de vreselijke vraag op welke bladzijde ik zat, antwoordde ik: ‘Vier.’
Het kwam hard aan bij mezelf.
Eerst ging ik nog een beetje versuft door met schrijven.
Toen trof het mijn brein pas echt. Vier. Vier? Vier?!
Kon toch niet! Dus deed ik wat luie scholieren doen om zichzelf op te beuren: ik ging tornen aan de regelafstand. Van één naar anderhalf. De marges moesten ook wat breder, uit respect voor die arme Bij die ooit een duel zou aangaan met mijn tekst, een dikke rode stift (of nog erger, een slecht schrijvend rood potlood) in de aanslag.
Na deze cosmetische ingreep zat ik op zestien pagina’s. Da’s vier keer zoveel als vier, nietwaar? Ik voelde mij gelijk een stuk beter. Alsof de helft van het werk erop zat. (Dat heb ik ook met journalistieke artikelen, zodra ik content ben met de eerste twee alinea's...) Opgelucht ging ik naar huis.
En een minuut of tien geleden – nu komt het, dat gevoel, ja hoor – ging ik het allemaal afdrukken. Voor de allereerste keer drukte ik op ctrl + p. Mijn printer (een obees laserding uit mijn studietijd) schokte, sputterde, en kwam toen rochelend in actie. Pffft, pffft, pagina 1, pffft, pffft, pagina 2. ‘Wat is dat geluid?’ vroeg mijn mannetje. Dat, m'n schatje, m'n liefje, dát is het geluid van succes! Van boek-in-wording! Hoor je dat dan niet? Voél je dat dan niet?
Ik dus wel. Het resultaat dat uit de printer rolde, maakte een verpletterende indruk op me. Het gevoel deed me denken aan de eerste keer dat ik mijn naam boven een ‘echt’ artikel zag staan (een zeer eenmalige galerierecensie in het FD was dat, vijf jaar geleden).
Toen dat (minuscuul) stukje verscheen, ging ik gelijk als een vlijtige kleuter aan de slag met mijn schaartje. Zo voelde het nu ook. Zo voelde het precies.
Met het verschil dat ik, na het besnuffelen van mijn novel-to-be, niet in de schaar maar in de pen kroop. Ik wilde met u delen wat ik voelde. Mijn god, we beginnen een band te krijgen!
Gatverdamme.
Straks ga ik huilen.
Van geluk, welteverstaan. Van geluk.
woensdag 26 november 2008
Het gevoel! Het gevoel!
Geschreven door
Emily Gordts
om
22:44
Categorie
het grote boekproject
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
1 opmerking:
een KENNIS
mooi is dat
hoppa rammen op die toetsen!!!
Een reactie posten